Buit en prooi

Menashe was
Twaalf jaar oud
Toen hij koning werd
En hij regeerde
In Jeruzalem
Vijfenvijftig jaar
En de naam
Van zijn moeder was
Cheftzibah
En hij deed
Wat kwaad was
In de ogen
Van de Eeuwige
Zoals alle gruwelen
Van de volken
Die de Eeuwige
Verdreven had
Voor de kinderen
Van Jisraël uit
En hij herbouwde
De hoge plaatsten
Die Chizkiah zijn vader
Vernietigd had
En hij richtte altaren op
Voor de Ba’al
En hij maakte de asherah
(afgod)
Zoals Achav
De koning van Jisraël
Gemaakt had
En hij boog zich neer
Voor het gehele leger
Van de hemel
En aanbad hen
En hij bouwde altaren
In het huis van de Eeuwige
Waarover de Eeuwige
Had gezegd:
In Jeruzalem zal ik
Mijn Naam vestigen
En hij bouwde altaren
Voor het gehele leger
Van de hemel
In de twee voorhoven
Van het huis
Van de Eeuwige
En hij liet zijn zoon
Door het vuur gaan
(offerde hem)
Hij beoefende waarzeggerij
En tovenarij
En hij raadpleegde
Dodenbezweerders
En wiggelroede lopers
Hij deed veel
Wat kwaad was
In de ogen van de Eeuwige
Om Hem te tergen
Hij plaatste
Het gesneden beeld
Van de asherah
Dat hij gemaakt had
In het huis
Waarover de Eeuwige
Had gezegd
Tot David
En tot zijn zoon Solomon:
In dit huis in Jeruzalem
Dat Ik heb gekozen
Van alle stammen
Van Jisraël
Zal Ik Mijn Naam
Voor altijd vestigen
En Ik zal er niet langer
Voor zorgen
Dat de voeten van Jisraël
Dwalen uit het land
Dat Ik hun voorvaderen
Heb gegeven
Als zij maar zullen handelen
Naar alles wat Ik hen
Heb geboden
En volgens de hele wet
Die Moshé
Mijn Dienaar
Hen geboden heeft
Maar ze gehoorzaamden niet
En Menashe leidde hen af
Om te doen
Wat kwaad was
Meer dan de volken
Die de Eeuwige
Had vernietigd
Van voor de kinderen
Van Jisraël uit
En de Eeuwige sprak
Via Zijn dienaren
De profeten
En zei:
Omdat Menashe
Deze gruwelen
Heeft begaan
Is hij slechter geweest
Dan alle Amorieten
Die hem voor
Waren gegaan
En hij heeft er voor gezorgd
Dat Judah zondigde
Met zijn afgoden
Daarom
Heeft de Eeuwige God
Van Jisraël gezegd:
Zie, Ik breng rampspoed
Over Jeruzalem
En Judah
Waarvan de beide oren
Van allen
Die het horen
Zullen suizen
En Ik zal over Jeruzalem
Het meetlint van Samaria
En het paslood
Van het huis
Van Achav uitstrekken
En Ik zal Jeruzalem
Uitwissen
Zoals mijn een bord afwast
Men wist het
En keert het om
En Ik zal het overblijfsel
Van Mijn erfgoed
Verlaten
En Ik zal hen uitleveren
In de handen
Van hun vijanden
En ze zullen buit
En prooi worden
Voor al hun vijanden
Omdat zij deden
Wat slecht was
In Mijn ogen
En ze Mij
Voortdurend tergden
Vanaf de dag
Dan hun voorvaderen
Uit Egypte vertrokken
Tot op deze dag
(eigen vertaling)

Nou, Menashe is lekker bezig
Ik zou zeggen dat hij
Aan een oedipuscomplex lijdt
Alles wat zijn vader
Voor elkaar heeft gekregen
Maakt hij ongedaan
Als dat geen vadermoord is
En de Eeuwige
Is er ook niet blij mee

Gisteren op het balkon gewerkt
Alle oude bloemen verwijderd
Ik kwam in een van de bloembakken
Zelfs een eikel tegen
Die wortel had geschoten
Maar er zijn in mijn buurt
Geen eikenbomen
Mijn vingers jeuken om te planten
Te zaaien
Om de hele duvelse boel
Weer aan het bloeien te krijgen
Helaas pindakaas
Het is nog te vroeg
De zon schijnt wel
Maar ’s nachts vriest het

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, geen-geduld-story



This entry was posted in @home, @Work, kunst, literatuur, Own Art and tagged , , . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.