Ze gehoorzaamden niet

En de koning van Assyrië
Bracht mensen
Uit Babylonië
En uit Kutha
En uit Avva
En uit Chamat
En uit Sefarvaim
En hij vestigde hen
In de steden van Samaria
In plaats van
De kinderen van Jisraël
En ze namen Samaria
In bezit
En woonden in zijn steden
En het was in het begin
Van hun vestiging daar
Dat zij de Eeuwige
Niet vreesden
En de Eeuwige zette
Leeuwen tegen hen op
En die doodden hen
En ze zeiden
Tegen de koning
Van Assyrië:
De volken
Die je verbannen hebt
En in de steden
Hebt gevestigd
Van Samaria
Kennen de wet niet
Van de God van het land
En Hij heeft leeuwen
Tegen hen opgehitst
En zie
Die doodden hen
Omdat ze de wet
Van de God van het land
Niet kennen
En de koning
Van Assyrië gebood:
Breng daar
Een van de priesters
Die ik verbannen heb
En laat ze gaan
En daar wonen
En leer hen de wet
Van de God van het land
En een van de priesters
Die ze verbannen hadden
Uit Samaria
Kwam en vestigde zich
In Bethel
En hij wees hen
Hoe ze Eeuwige
Moesten vrezen
En elk volk
Maakte zijn god
En ze plaatsten het
In de tempel
Van de hoge plaatsen
Die de mensen
Uit Samaria gemaakt hadden
Elk volk in hun steden
Waar zij woonden
En de mensen uit Babylonië
Maakten een gelijkenis
Van een hen
Met haar kuikens
En de mensen uit Kuth
Maakten een gelijkenis
Van een haan
En de mensen uit Chamat
Maakten een gelijkenis
Van een geit
En de Avvieten
Maakten een gelijkenis
Van een hond
En van een ezel
En de Sefarvieten
Verbrandden hun kinderen
Met vuur
Voor de gelijkenis van
Een muildier
En een paard
De goden van Sefarvaïem
En ze vreesden de Eeuwige
En ze maakten sommigen
Van hen priesters
Van de hoge plaatsen
En ze verrichtten hun rituelen
In de tempel
Van de hoge plaatsen
Ze vreesden de Eeuwige
Toch aanbaden ze
Hun eigen goden
Zoals de gewoonte was
Van de volken
Die ze verbannen hadden
Van daar
Tot op deze dag
Volgen zij
Hun vroegere praktijken
Ze vrezen de Eeuwige niet
Noch handelen zij
Volgens Zijn verordeningen
En wetten
Noch volgens de Wet
En de geboden
Die de Eeuwige
De zonen van Ya’acov
Had geboden
Wiens naam Hij
Jisraël noemde
En de Eeuwige
Sloot een verbond
Met hen
En zei:
Je zult geen
Andere goden vrezen
Noch zul je je neerbuigen
Voor hen
Noch zal je hen aanbidden
En je zult geen offers
Aan hen slachten
Enkel de Eeuwige
Die je uit het land
Van Egypte heeft gebracht
Met grote macht
En met een uitgestrekte arm
Hem zul je vrezen
En voor Hem zul je
Je neerbuigen
En aan Hem zal je
Offers slachten
En de verordeningen
En de Wet
En het gebod
Die Hij voor jullie schreef
Zullen jullie gehoorzamen
Op te volgen
Altijd
En je zult geen
Vreemde goden vrezen
En het verbond
Dat Ik met jullie
Heb gesloten
Zul je niet vergeten
Noch zul je
Vreemde goden vrezen
Maar de Eeuwige
Jullie God
Zul je vrezen
En Hij zal je bevrijden
Uit de hand
Van al je vijanden
Maar zij
Gehoorzaamden niet
En zij deden volgens
Hun vroegere praktijken
En deze volken
Vreesden de Eeuwige
Toch aanbaden ze
Hun gesneden beelden
Ook hun kinderen
En hun kleinkinderen
Zoals hun voorvaderen
Hadden gedaan
Doen ze tot op deze dag
(eigen vertaling)

Ondanks het ingrijpen
Van de Eeuwige
Die leeuwen tegen hen opzet
Blijven de mensen
Hun eigen goden dienen
Zelfs als hen de Wet
Van de God van het land
Is geleerd

Spannende dag vandaag
Met verkiezingen in Duitsland
Ik vind het een freakin’
Pittig weekend
Met al het verdriet
In het land van mijn hart
En al het gesodemieter
In de wereld
Hoe zou het zijn
Om jong te zijn
In deze tijd
Heb je dan nog hoop
En heb je kracht
Om het anders te doen?
Ik hoop dat zo

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, Ihiyeh-tov-story

This entry was posted in @home, @Work, kunst, literatuur, Own Art and tagged . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.