Zo klein als de palm van een man zijn hand

En Eliah zei tegen al het volk:
Kom dichtbij me
En alle mensen kwamen dichtbij hem
En hij herstelde het verwoeste altaar
Van de Eeuwige
En Eliah nam twaalf stenen
Overeenkomstig het aantal stammen
Van de zonen van Ja’acov
Tot wie het woord van de Eeuwige kwam
Toen Hij zei:
Jisraël zal je naam zijn
Hij bouwde de stenen tot een altaar
In de naam van de Eeuwige
En hij maakte een greppel
Zo groot
Dat er twee se’ah zaad in kon
Rond het altaar
En hij rangschikte het hout
En sneed de stier in stukken
En plaatste dat op het hout
En hij zei:
Vul voor me vier kruiken met water
En giet het over de brandoffers
En op het hout
En hij zei:
Herhaal het
En zij herhaalden het
En hij zei:
Doe het een derde keer
En ze deden het een derde keer
En het water liep rondom het altaar
En ook de greppel vulde hij met water
En het gebeurde toen het avondoffer
Werd gebracht
Dat Eliah de profeet dichtbij kwam
En zei:
Eeuwige, de God van Avraham,
Yitschak en Jisraël
Laat het vandaag bekend worden
Dat U God in Jisraël bent
En dat ik Uw dienaar ben
En uit Uw woord
Heb ik al deze dingen gedaan
Antwoord mij, Oh Eeuwige
Antwoord me
En deze mensen zullen weten
Dat U de Eeuwige God bent
En dat U hun harten heeft terug gekeerd
En het vuur van de Eeuwige viel
En verteerde de brandoffers
En het hout en de stenen en de aarde
En het water dat in de greppel was
Likte het op
En al het volk zag het
En zij vielen op hun gezichten
En ze zeiden:
De Eeuwige is God
De Eeuwige is God
Eliah zei tegen hen:
Grijp de profeten van Ba’al
Laat niemand van hen ontsnappen
En ze grepen hen
Eliah nam hen mee
Naar de beek Kishon
En doodde hen daar
En Eliah zei tegen Achav:
Ga naar boven, eet en drink
Want nu zul je het rommelend geluid
Van de regen horen
En Achav ging omhoog om te eten en drinken
Eliah ging naar de top van de berg Carmel
En hurkte op de grond
En hij deed zijn hoofd tussen zijn knieën
En hij zei tegen zijn dienaar:
Ga alsjeblieft naar boven
En kijk naar de zee
En hij ging naar boven en keek
En hij zei:
Er is niets
En hij zei:
Ga opnieuw
Zeven keer
En het gebeurde op de zevende keer
Dat hij zei:
Er stijgt een wolk van de zee op
Zo klein als de palm van een man zijn hand
En hij zei:
Ga naar boven zeg tegen Achav:
Span de paarden voor de wagen
En daal af
Zodat de regen je niet ophoudt
Intussen werd de hemel donker
Met wolken en wind
En er was zware regen
En Achav reed en ging naar Jezreël
En de geest van kracht van de Eeuwige
Was met Eliah
En hij omgorde zijn lendenen
En hij rende voor Achav uit
Totdat hij bij Jezreël kwam
(eigen vertaling)

En zo komt er een einde aan de hongersnood
Want nu is er regen
Nu de harten van de mensen
Teruggekeerd zijn naar de Eeuwige

Het zijn wiebelige dagen
Je merkt het in de winkels
Ik moet oppassen
Dat ik geen ruzie maak
Een man staat met zijn kar
Midden in het pad
Voor zich uit te staren
Tassen vol met lege frisdrankflessen
Worden ingeleverd
En ik krijg natuurlijk bonje
Een jongen heeft zijn mandje
Voor het schap met tapas gezet
Waar ik moet zijn
En staat wat verder te bellen
Hij ziet me aankomen
Doet een halfslachtige poging
Alsof hij de mand weg wil halen
Maar doet het niet
Dus doe ik het
Met mijn voet
Geen rotschop
Maar wel hup aan de kant met dat
Ontzielde mandje
Wat is dit nu, zeg ik tegen hem
Je ziet me aankomen
Je doet alsof je het mandje weghaalt
Maar dat doe je niet
Mensen kunnen er over struikelen!
En ik denk:
Ik moet naar huis

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, lach-of-ik-schiet-show-story




This entry was posted in @home, kunst, literatuur, Own Art and tagged , , . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.