Koningen van Judah

Er was oorlog tussen Asa en Ba’asha
De koning van Jisraël
Al hun dagen
En Ba’asha de koning van Jisraël
Trok op tegen Judah
En bouwde een hoge toren
Zodat niemand
Die bij Asa hoorde
De koning van Judah
Kon vertrekken of binnenkomen
En Asa nam al het zilver en goud
Dat overbleef
In de schatkamers
Van het huis van de Eeuwige
En in de schatkamers
Van het huis van de koning
En vertrouwde dat toe
In de handen van zijn bedienden
En koning Asa stuurde hen
Naar Ben Hadad
De zoon van Tabiron
De zoon van Chezion
Koning Aram
Die in Damascus verbleef
En zei:
Er is een verdrag tussen jou en mij
Tussen mijn vader en jouw vader
Zie, ik heb je een geste
Van zilver en goud gestuurd
Ga, verbreek je verdrag met Ba’asha
Koning van Jisraël
Zodat hij bij mij weggaat
En Ben Hadad luisterde naar koning Asa
En hij stuurde bevelhebbers
Van zijn leger
Tegen de steden van Jisraël
En hij versloeg Iejon en Dan en Abel Beth Ma’achah
En heel Kinereth
Met al het land van Naftali
En toen Ba’asha dit hoorde
Weerhield hij zich
Om de hoge toren te bouwen
En hij verbleef in Tirzah
Koning Asa riep heel Judah op
Zonder uitzondering
En zij droegen de stenen
Van de hoge toren
En het hout waarmee Ba’asha
Het gebouwd had
En koning Asa bouwde daarmee Geba
Van Benjamin
En Mitzpa
De rest van de daden van Asa
En al zijn machtige daden
En alles wat hij bereikte
En de steden die hij bouwde
Zijn opgetekend in het boek van de Kronieken
Van de koningen van Judah
Echter, tijdens zijn ouderdom
Werd hij getroffen door een voetkwaal
En Asa rustte bij zijn voorvaderen
En werd begraven met zijn voorvaderen
In de stad van David, zijn vader
En Jehoshapat, zijn zoon
Regeerde in zijn plaats
Nadav, de zoon van Jeroboam
Regeerde over Jisraël
In het tweede jaar van Asa
Koning van Judah
En hij regeerde twee jaar
Over Jisraël
Hij deed wat slecht was in de ogen van de Eeuwige
En hij ging de weg van zijn vader op
En met zijn zonde mee
Waarmee hij Jisraël had laten zondigen
En Ba’asha, de zoon van Achia
Van het huis van Issachar
Spande samen tegen hem
En Ba’asha versloeg hem in Gibeton
Dat toebehoorde aan de Palestijnen
Toen Nadav en heel Jisraël
Gibeton belegerden
En Ba’asha versloeg hem
In het derde jaar van Asa
De koning van Judah
En hij regeerde in zijn plaats
En zodra hij koning was
Doodde hij heel het huis van Jeroboam
Hij liet geen enkel persoon over
Die tot Jeroboam behoorde
Totdat hij het vernietigd had
Volgens het woord van de Eeuwige
Via zijn dienaar
Achia de Siloniet  
Voor de zonden van Jeroboam
Die hij had begaan
En waarmee hij Jisraël
Liet zondigen
Vanwege zijn woede
Waarmee hij de Eeuwige had getergd
God van Jisraël
En de rest van de gebeurtenissen van Nadav
En alles wat hij deed
Zijn opgetekend in het boek van de Kronieken
Van de koningen van Jisraël
En er was oorlog tussen Asa en Ba’asha
De koning van Jisraël
Heel hun levens
Tijdens het derde jaar van Asa
Koning van Judah
Regeerde Ba’asha
De zoon van Achia
Over heel Jisraël
In Tirzah
Voor vierentwintig jaren
En hij deed wat slecht was
In de ogen van de Eeuwige
En hij ging de weg van Jeroboam op
En in zijn zonden mee
Waarmee hij Jisraël liet zondigen
(eigen vertaling)

Ook in de bijbel is het feest
Er wordt heel wat afgezondigd en gestraft
We gaan verder

Het is een verrukkelijk druilerige dag
Mijn verjaardag is geweest
Dat hebben we gehad
Op naar de feestdagen

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, maak-er-wat-van-zooitje-story



This entry was posted in @home, @Work, kunst, literatuur, Own Art and tagged , , , . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.