Laat mij niet vallen

En opnieuw vlamde de woede
Van de Eeuwige op
Tegen Jisraël
En Hij bewoog David tegen hen
Door te zeggen:
Ga en tel Jisraël en Judah
En de koning zei tegen Joav
De aanvoerder van het leger
Dat bij hem was:
Ga alsjeblieft door alle stammen van Jisraël
Van Dan tot zo ver als Beërsheva
En houd telling van het volk
Zodat ik het aantal van het volk
Kan weten
En Joav zei tegen de koning:
Moge de Eeuwige, jouw God
Het volk honderdvoudig vermeerderen
Van wat zij ook mogen zijn
En mogen de ogen van mijn heer, de koning
Het zien
Maar mijn heer, de koning
Waarom verlangt hij zoiets?
Maar het woord van de koning
Had de overhand op Joav
En op de aanvoerders van het leger
En Joav en de aanvoerders van het leger
Gingen uit de aanwezigheid van de koning
Om de het volk
De Jisraëlieten
Te tellen
En ze staken de Jordaan over
En ze legerden zich in Aro’er
Rechts van de stad
Die in het midden van Gad vallei ligt
En tot Ja’ezer
En zij kwamen in Gilead
En in het land van Tachtim Chodshi
En zij kwamen in Dan
In de stad Ja’an
En rondom Tzidon
En ze kwamen bij de vesting van Tyre
En in alle steden van de Hivieten
En de Kanaänieten
En ze gingen uit naar het zuiden van Judah
Naar Beërsheva
En ze gingen heen en weer
Door het hele land
En ze kwamen aan het eind
Van negen maanden en twintig dagen
Terug naar Jeruzalem
En Joav presenteerde de som van het aantal mensen
Aan de koning
En Jisraël bestond uit
Achthonderdduizend dappere mannen
Die het zwaard trokken
En de mannen van Judah
Waren vijfhonderdduizend mannen
En Davids hart sloeg hem
(teken van berouw voor zijn zonde)
Nadat hij het volk geteld had
En David zei tegen de Eeuwige:
Ik heb zeer gezondigd
In wat ik heb gedaan
En nu, Oh, Eeuwige
Zet alstublieft de ongerechtigheid
Van uw dienaar opzij
Want ik was zeer dwaas!
En David stond in de ochtend op
En het woord van de Eeuwige
Kwam tot Gad de profeet
De ziener van David
Die zei:
Ga en spreek met David
Dit zegt de Eeuwige:
Ik bied je drie dingen aan
Kies er zelf een van
En Ik zal dat voor je doen
En Gad kwam bij David
En vertelde het hem
Hij zei tegen hem:
Geef je er de voorkeur aan
Dat er zeven jaren hongersnood
Over je zullen komen
In jouw land?
Of drie maanden dat je zal vluchten
Voor je onderdrukker
Terwijl hij je achtervolgt?
Of dat er drie dagen de pest zal zijn
In jouw land?
Weet het nu en overweeg
Wat ik zal antwoorden aan Hem
Die mij gestuurd heeft
En David zei tegen Gad:
Ik ben zeer onder druk gezet
Laat ons nu in de handen van de Eeuwige vallen
Want zijn genade is groot
Maar laat mij niet vallen
In de hand van de mens
(eigen vertaling)

Oi, oi, oi, wat een dilemma
De Eeuwige heeft er weer eens de pest in
David moet het bezuren door het volk te tellen
Daar moet hij vergeving bij de Eeuwige
Voor gaan vragen
En die komt met drie opties
Allemaal verschrikkelijk

De buurman die naar Su gaat
Is bij me ingetrokken
Voor een maandje (!)
Tot hij vertrekt
Mijn hart was groter
Dan mijn verstand
Ik kon hem de straat niet op sturen
Zijn arm bijna genezen
Laatste dokterscontroles afwachten
Dan maar op de stretcher
In mijn huiskamer
Ik vind het nog een heel gedoe
Inbreuk op mijn privacy
Goed zorgen dat ik mijn grenzen trek
Dit wel
Dat niet
Maar ik weet wie ik ben
Ik ben de dochter
Van een ondergedoken moeder
Op een dag deden mensen
Ook voor haar de deur open
Nu is het mijn beurt

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, als-dat-maar-goed-gaat-story


This entry was posted in @home, Bonje in het bejaardenhuis, kunst, literatuur, Own Art and tagged , , . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.