Shalom wat er ook gebeurt

Joav blies met een sjofar (ramshoorn)
En het volk keerde terug
Van de achtervolging van Jisraël
Want Joav hield de mensen tegen
En ze namen Avshalom
En ze wierpen hem in het bos
In de grote put
En ze plaatsten over hem
Een grote hoop stenen
En heel Jisraël vluchtte
Ieder naar zijn tenten
En Avshalom had voor zichzelf
In zijn leven een monument
Genomen en opgericht
Dat in de konings vallei is
Want hij zei: 
Ik heb geen zoon
Die er voor kan zorgen
Dat mensen mijn naam herinneren
En hij noemde het monument
Naar zijn eigen naam
En ze noemden het Yad Avshalom
Tot op deze dag
En Achima’atz, de zoon van Tzadok zei:
Laat me nu rennen
En het nieuws naar de koning brengen
Dat de Eeuwige hem heeft gewroken
Uit de hand van zijn vijanden
En Joav zei tegen hem:
Jij bent niet de man
Om vandaag nieuws te brengen
Je zult misschien nieuws brengen
Op een andere dag
Maar vandaag zul je geen nieuws brengen
Omdat de zoon van de koning dood is
En Joav zei tegen de Koeshiet:
Ga, vertel de koning wat je gezien hebt
En de Koeshiet boog voor Joav
En rende
En Achima’atz, de zoon van Tzadok
Ging opnieuw door
En zei tegen Joav:
Wat er ook gebeurt
Sta me alsjebelieft toe
Achter de Koeshiet te rennen
En Joav zei:
Waarom zou je willen rennen, mijn zoon
Aangezien er voor jou geen beloning komt
Voor het nieuws!
Maar wat er ook gebeurt, zei hij
Ik ga rennen
En hij zei tegen hem:
Ren
En Achima’atz rende
De weg van de vlakte
Hij ging voor de Koeshiet uit
David zat tussen de twee poorten
En de wachter ging naar boven
Naar het dak van de poort
Naar de muur
Hij sloeg zijn ogen op en keek
En zie, er was een man
Die alleen rende
En de wachter riep
En vertelde het de koning
En de koning zei:
Als hij alleen is
Heeft hij geen nieuws te vertellen
En hij kwam dichter en dichterbij
En de wachter zag een andere man rennen
En de wachter riep naar de poortwachters
En hij zei:
Zie, er is een man die alleen rent
En de koning zei:
Deze brengt ook nieuws
En de wachter zei:
Ik zie dat het rennen van de eerste is
Als het rennen van Achima’atz, de zoon van Tzadok
En de koning zei:
Dit is een goede man
En hij komt zeker met goed nieuws
En Achima’atz riep
En zei tegen de koning:
Vrede
En hij boog voor de koning neer
Met zijn gezicht naar de grond
En zei:
Gezegend is de Eeuwige uw God
Die de mannen heeft uitgeleverd
Die hun hand ophieven
Tegen mijn heer de koning
En de koning zei:
Is er vrede met de jongeman Avshalom?
En Achima’atz antwoordde:
Ik zag een grote menigte
Toen Joav de dienaar van de koning
En mij, uw dienaar, stuurde
Maar ik wist niet wat het was
En de koning zei:
Ga opzij en sta daar
En hij ging opzij en stond
En zie, de Koeshiet kwam
En de Koeshiet zei:
Laat mijn heer de koning
Tijding ontvangen
Dat de Eeuwige u
Vandaag heeft gewroken
Van allen die tegen u zijn opgestaan
En de koning zei tegen de Koeshiet:
Is alles goed met de jongeman Avshalom?
En de Koeshiet zei:
Laat de vijanden van mijn heer de koning
Allen zijn zoals die jongeman
En zo met allen die tegen u zijn opgestaan
Voor het kwaad
(eigen vertaling)

Lastig lijkt me
Om de vader te moeten vertellen
Wat er met zijn zoon is gebeurd
Dat gebeurt hier dan ook niet
We zullen zien hoe het verder afloopt

Ik appte de buurmannen
Dat ik met Jom Kippoer niet te bereiken was
Dat ik niet wist
Of ik me aan alle voorschriften ging houden
Maar dat ik het wel bij mezelf wilde houden
Ze waren heel lief
Gaven geen kik
En toen het voorbij was appte ik
Dat ik alles had gedaan
Wat God verboden heeft
Of ze zin hadden in een pannetje kippensoep
Peace!

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, troost-van-een-pannetje-kippensoep-story




This entry was posted in @home, Bonje in het bejaardenhuis, kunst, literatuur, Own Art and tagged , , , . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.