Als dauw op de grond

En Achitofel zei tegen Avshalom:
Laat me nu twaalfduizend mannen kiezen
En ik zal opstaan
En David vannacht achtervolgen
En ik zal hem overvallen
Terwijl hij uitgeput is
En zwakke handen heeft
En ik zal hem schrik aanjagen
En al het volk dat bij hem is
Zal vluchten
En ik zal de koning slaan
Als hij alleen is
En ik zal al het volk
Naar je terugbrengen
En als allen, de man die je zoekt
Hebben teruggebracht
Dan zullen alle mensen
Vrede hebben
En dat leek juist
In de ogen van Avshalom
En alle oudsten van Jisraël*
Maar Avshalom zei:
Roep nu ook Choeshai de Archiet
En laten we horen
Wat ook hij heeft te zeggen
En Choeshai kwam bij Avshalom
En Avshalom zei tegen hem:
Zo heeft Achitofel gesproken
Zullen we zijn voorstel uitvoeren?
Zo niet dan spreek jij
En Choeshai zei tegen Avshalom:
De raad die Achichtofel
Dit keer heeft gegeven
Is niet goed
En Choeshai vervolgde:
Je weet dat je vader en zijn mannen
Machtige mannen zijn
En ze zijn verbitterd van geest
Zoals een beer in het veld
Beroofd van welpen
En je vader is een man van oorlog
En hij zal niet bij het volk overnachten
Let op
Nu verbergt hij zich zeker
In één van de greppels
Of één van de plaatsen
En het zal gebeuren
Wanneer er onder hen
Een eerste valt
Dan zal iemand het horen
En zeggen:
Er is een slachting geweest
Onder het volk
Dat achter Avshalom staat
En zelfs als hij die het hoort dapper is
En zijn hart
Als het hart van een leeuw is
Dan zal zijn hart
Van angst en beven
Volledig smelten
Want heel Jisraël weet
Dat je vader een machtig man is
En dappere mannen zijn zij
Die bij hem zijn
Daarom raad ik aan
Dat heel Jisraël zich bij jou verzamelt
Van Dan tot aan Beër-Sheva
Zo talrijk als het zand
Dat bij de zee is
En je persoonlijk ten strijde trekt
En we zullen hem tegenkomen
Op een plaats waar hij zich bevindt
En we zullen op hem neervallen
Zoals de dauw op de grond valt
En er zal niets van hem overblijven
En van de mannen
Die bij hem zijn
Zelfs niet één
En als hij zich terugtrekt in een stad
Dan zal heel Jisraël
Touwen naar die stad brengen
En we zullen het de vallei in slepen
Totdat er niet één klein steentje
Gevonden zal worden daar
En Avshalom
En alle mannen van Jisraël zeiden:
De raad van Choeshai de Archiet
Is beter dan de raad van Achitofel
Want de Eeuwige heeft bepaald
De goede raad van Achitofel te verijdelen
Zodat de Eeuwige
Avshalom geen kwaad kan doen
(eigen vertaling)

*In het commentaar van Rashi wordt gesproken over:
De ongeciviliseerde oude mannen van Jisraël
Zeg maar, wat ze in de coronatijd ‘oud hout’ noemden
Niets waard

Choeshai, niet vergeten, een goede vriend van koning David
Probeert nu tijd te rekken voor zijn vriend
Door heel het volk te laten verzamelen
En het ziet er naar uit
Dat Avshalom en de oudsten van Jisraël
Dit een goed plan vinden
Je begrijpt ook meteen waarom Choeshai en David
Goede vrienden zijn
Choeshai spreekt bijna net zo mooi als David dat kan

Vanochtend ging ik naar beneden
Naar de koffietafel
Even kijken hoe het met mijn wietvriendin gaat
Ze wil me tijdje niet spreken
Ze gaat eerdaags naar een psycholoog
En nu zit haar hoofd te vol
Al mijn wilde plannen
Frivole ideeën
En heel veel raadgevingen
Zijn haar nu te veel
Begrijp haar wel
Ik kan soms flink doordrammen
In mijn enthousiasme
En mijn gevoel voor
Wat recht en krom is
Maar ik maak me zorgen over haar
Ze zegt wel erg vaak de laatste tijd
Als niet dit of dat
Het voor haar niet meer hoeft
Dus hebben we buiten sigaretje gerookt
Heb haar verteld over mijn
Vrolijke avonturen met de buren
Dat vond ze leuk
En ik heb gezegd dat het goed is
Alles op een laag pitje
Maar af en toe
Kom ik wel horen
Of het goed gaat

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, vriendschap-story



This entry was posted in @home, @Work, Bonje in het bejaardenhuis, kunst, literatuur, Own Art and tagged , , , . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.