Tranen van mijn oog

En David was bijna
Over de top van de berg
Toen Tziva, de dienaar van Mefibosheth
Naar hem toe kwam
Met een paar gezadelde muildieren
Daarop waren tweehonderd broden
Honderd trossen rozijnen
Honderd (liter geperste vijgen) zomerfruit
En een kruik wijn
De koning zei tegen Tziva:
Waar is dit voor?
En Tziva zei:
De muildieren zijn
Voor het huishouden van de koning
Om op te rijden
Het brood en de zomervruchten
Voor de jonge mannen om te eten
En de wijn voor is voor de vermoeiden
Om te drinken in de wildernis
En de koning zei:
Maar waar is de zoon van je meester?
En Tziva zei tegen de koning:
Zie, hij woont in Jeruzalem
Want hij zei:
Vandaag zal het huis van Jisraël
Het koninkrijk van mijn vader
Aan mij teruggeven worden
En de koning zei tegen Tziva:
Let op
Alles dat van Mefibosheth is
Is van jou
En Tziva zei:
Ik werp me neer
Laat mij genade vinden
In uw ogen
Mijn heer, oh koning
En koning David
Kwam in Bachoerim
En zie, er kwam daar een man
Uit de familie van het huis van Shaul
Wiens naam Shimeï was
De zoon van Gera
Hij naderde en vervloekte
En hij gooide stenen naar David
En naar alle dienaren van koning David
Naar al het volk
En naar alle machtige mannen
Die aan zijn rechter
En linkerhand waren
En Shimeï zei in zijn vloek:
Weg wezen, ga weg
Jij man van bloed
Jij goddeloze man
De Eeuwige heeft al het bloed
Van het huis van Shaul
In wiens plaats jij hebt geregeerd
Op jou terug gebracht
En de Eeuwige heeft het koninkrijk
In de handen gegeven
Van Avshalom, je zoon
En zie je bent je eigen kwaad
Want je bent een man van bloed
En Avishai, de zoon van Tzeruiah
Zei tegen de koning:
Waarom zou deze dode hond
Mijn heer de koning vervloeken?
Laat me er heen gaan
Ik smeek je
En zijn hoofd verwijderen
En de koning zei:
Wat is er tussen mij en jullie
Zonen van Tzeruiah?
Laat hem dus vervloeken
Want de Eeuwige
Heeft zeker tegen hem gezegd:
Vervloek David
Die dan zal zeggen:
Waarom heb je dat gedaan?
En David zei tegen Avishai
En tegen al zijn dienaren:
Zie, mijn zoon
Die uit mijn lichaam voortkwam
Heeft het op mijn leven voorzien
Hoeveel meer nu dat
De Benjamiet het zou doen?
Laat hem met rust
En laat hem vervloeken
Want de Eeuwige heeft het hem opgedragen
Misschien zal de Eeuwige
De tranen van mijn oog zien
En zal de Eeuwige me goeds teruggeven
In plaats van zijn vloek
Op deze dag
En David en zijn mannen
Gingen langs de weg
En Simeï ging mee over de heuvel
Tegenover hem
Vervloekend terwijl hij ging
En hij gooide stenen naar hem
En hij gooide aarde
En de koning
En al het volk dat met hem was
Was vermoeid
En hij verfriste zich daar
(eigen vertaling)

Koning David is nog steeds in de wildernis
Als er plots ‘een gek’ hem uitscheldt en vervloekt
Maar David grijpt niet in
Hij weet dat de Eeuwige Simeï opdracht heeft gegeven
Hem te vervloeken
Want David is immers de uitgekozen koning van de Eeuwige

In het land van mijn hart
Vraagt mijn mooie denkende vriendin
Na de raketbarrage van Iran
Na de schuilkelders
Na het Joodse nieuwe jaar
Na het aansteken van de kaarsen
De dagen vóór Jom Kippoer
Dag des oordeels
Als er wordt bepaald
Wie er wordt opgeschreven in het boek van Leven
En wie er volgend jaar niet bij zal zijn
Een jaar na de verschrikkelijke aanslag van Hamas
Is God in this place?
Yesh Elohiem bemakom hazeh?

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, moge-je-goed-worden-opgeschreven-story



This entry was posted in kunst, Land van mijn Hart, literatuur, Mooie Denkende Vriendin, Own Art and tagged , , , . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.