Eerlijk delen

En de Egyptische jongeman
Bracht David naar beneden
En zie
Ze waren verspreid
Over het hele landschap
Etend, drinkend, en dansend
Door de grote buit
Die ze genomen hadden
Uit het land van de Filistijnen
En uit het land van Judah
En David versloeg ze
Van avond tot avond
Tot aan hun ochtend
En geen man van hen
Ontsnapte
Behalve vierhonderd jongemannen
Die op kamelen reden
En vluchtten
David redde alles wat de Amalekieten
Hadden meegenomen
En David redde zijn twee vrouwen
Niets werd vermist door hen
Klein noch groot
Zoons noch dochters
Noch iets dat ze voor zichzelf
Hadden genomen
David herstelde alles
En David nam alle schapen
En het vee
Ze dreven het vee voor zich uit
En zeiden:
Dit is Davids buit
En David kwam bij de tweehonderd mannen
Die niet met David waren meegegaan
En zij hadden hen
Bij de Besor beek gestationeerd
En zij kwamen naar buiten
Naar David
En naar het volk
Dat bij hem was
En David naderde het volk
En groette hen
Toen sprak elke kwaadaardige
En gewetenloze man
Van de mannen
Die met David waren meegegaan
Zich uit
En zei:
Laten we hen niet van de buit geven
Die we hebben veilig gesteld
Omdat ze niet met mij zijn meegegaan
Maar geef iedere man zijn vrouw
En zijn kinderen
Leid ze weg
En vertrek
Maar David zei:
Doe dat niet, mijn broeders
Met wat de Eeuwige ons gegeven heeft
Hij bewaakte ons
En heeft de bende
Die naar ons toekwam
In onze handen uitgeleverd
En wie zal naar je luisteren
Als het om deze zaak gaat
Want het deel
Van hij die naar beneden
De strijd aanging
Is gelijk aan het deel
Van hij die bij de goederen bleef
Zij zullen gelijk delen
En vanaf die dag
Maakte hij er een wet van
En een verordening voor Jisraël
Tot op deze dag
En David kwam in Tziklag
En stuurde de buit
Naar de ouderlingen van Judah
Naar zijn vrienden
En zei:
Hier is een geschenk voor jullie
Van de buit
Van de vijanden van de Eeuwige
Aan zij die in Beth El waren
En aan zij die in Ramoth waren van het zuiden
En zij die in Jattir waren
En zij die in Aroer waren
En zij die in Sifmot waren
En zij die in Eshtemoa waren
En aan zij die in Rachal waren
En zij die in de steden
Van de Jerahmeelieten waren
En aan zij die in de steden
Van de Kenieten waren
En aan zij die in Chormah waren
En zij die in Cor Ashan waren
En zij die in Atach waren
En aan zij die in Hebron waren
En naar alle plaatsen
Die David en zijn mannen
Vaak bezocht hadden
(eigen vertaling)

David heeft een enorme buit gemaakt
Hij stelt in
Dat het aandeel van degene
Die op de spullen past
Net zo groot is als het aandeel van degene
Die de strijd aangaat
En stuurt ook nog kwistig geschenken rond
Van de buit
Naar zijn vrienden
Die hem verstopten voor Shaul
David is bepaald geen slechte matti

Jij bent wel een man hoor
Zegt de buurman
Terwijl hij over de schutting
Met me praat
Hoezo, zeg ik
Nou, zegt hij, moet je zien
Hoe je ramen eruit zien
Dat zegt mijn moeder ook, zeg ik
Kind, je moet wel wat aan die ramen doen
Lap ze eens
Maar ik vind het zonde van mijn energie
Ik heb niet zoveel
En om die te gebruiken
Aan zo iets stoms als ramenlappen
Dat vind ik zonde
Ja, zegt hij
Bij de volgende bui
Kan je opnieuw beginnen
Zo hoor ik nu bij de mannen

Jezzebel,
Art: Pascale, one-of-the-guys-story


This entry was posted in @home, @Work, Bonje in het bejaardenhuis, kunst, literatuur, Own Art and tagged , , . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.