David trekt zijn oorlogskleding uit

En de woorden die David gesproken had
Werden gehoord
Ze vertelden het aan Shaul
En hij nam hem apart
David zei tegen Shaul:
Laat niemands hart bezwijken door hem
Je bondgenoot zal gaan
En met de Filistijn strijden
En Shaul zei tegen David:
Jij kunt niet naar deze Filistijn gaan
Om met hem te strijden
Want jij bent een jongen
En hij is een krijger sinds zijn jeugd
Maar David zei tegen Shaul:
Je bondgenoot
Was een herder van schapen
Voor zijn vader
En er kwam een leeuw
En ook een beer
En die namen een lam mee uit de kudde
Ik ging er achter aan
En sloeg hem
En redde het uit zijn mond
Hij stond tegen me op
En ik greep zijn kaak vast
Ik sloeg en doodde hem
Zowel de leeuw als de beer
Heeft je bondgenoot gedood
En de onbesneden Filistijn
Zal als één van hen zijn
Want hij bespotte de legers
Van de levende God
En David zei:
De Eeuwige die me uit de klauw
Van de leeuw redde
En uit de klauw van de beer
Hij zal me redden
Uit de hand van de Filistijn
En Shaul zei tegen David:
Ga en moge de Eeuwige
Met je zijn
En Shaul kleedde David
Met zijn uitrusting
Hij plaatste een koperen helm
Op zijn hoofd
En kleedde hem
Met een maliënkolder
David gordde zijn zwaard
Over zijn uitrusting
Maar hij wilde er niet in gaan
Want hij was er niet aan gewend
En David zei tegen Shaul:
Ik kan hier niet mee gaan
Want dat ben ik niet gewend
En David trok ze uit
Hij nam zijn staf in zijn hand
En koos zelf
Vijf gladde kiezels uit de beek
En plaatste die in zijn herderszak die hij had
Zijn katapult was in zijn hand
Hij naderde de Filistijn
En de Filistijn kwam steeds dichterbij David
En de man die het schild droeg
Was voor hem
De Filistijn keek en zag David
En hij verachtte hem
Want hij was jeugdig
En rossig
Met een aantrekkelijk voorkomen
De Filistijn zei tegen David:
Ben ik soms een hond
Dat je met stokken naar me toekomt
De Filistijn vervloekte David met zijn eigen god
En de Filistijn zei tegen David:
Kom naar me toe
En ik zal je vlees aan de vogels
Van de lucht voeren
En aan het vee in het veld
En David zei tegen de Filistijn:
Jij komt naar mij
Met zwaard, lans en werpspeer
En ik kom naar jou
Met de Naam van de Eeuwige
Van de strijdkrachten
De God van de legers
Die je hebt bespot
Deze dag zal de Eeuwige je in mijn hand geven
En ik zal je doden
En je onthoofden
En ik zal de karkassen
Van het kamp van de Filistijnen
Deze dag aan de vogels van de lucht voeren
En aan de beesten van de aarde
Heel de aarde zal weten
Dat Jisraël een God heeft
En heel deze bijeengekomen menigte
Zal weten
Dat de Eeuwige niet redt
Met zwaard en werpspeer
Want de strijd is van de Eeuwige
En hij zal je in onze hand uitleveren
(eigen vertaling)

Spannend!
David is een held
Hij trekt zijn krijgstenue uit
Omdat hij daar niet aan gewend is
En het ongemakkelijk vindt
Hij gaat onverschrokken
De reus Goliath tegemoet
Met slechts een slinger
In zijn schaapherderskleren
En zelfs als de adrenaline door zijn aderen
Moet gieren
Is David nog steeds welbespraakt
En als je de Eeuwige zelf zou zijn
Dan zou je zo’n mooie rooie jeugdige
Goed van de tongriem gesneden jongeman
Niet ten onder kunnen laten gaan

Vroeger toen mijn ouders nog damesmodewinkels hadden
Waarin ze bleven werken tot hun tachtigste
Waren we op deze tijd van het jaar met vakantie
In een luxueus hotel in Marbella
Of in Portugal
En verkneukelden we ons
Om het slechte weer in Nederland
De opruiming immers al lang begonnen
En zo langzaam maar zeker werd de
Wintercollectie uitgeleverd
Goed voor de zaken
En wij, kleine egotrippers
Hadden onze zon al lang elders opgedaan
Soms denk ik er aan terug
Met pijn in mijn hart
Voor alles dat voorbij is
En alles dat nooit meer terugkomt

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, tijd-die-voorbij-is-story


This entry was posted in @home, @Work, kunst, literatuur and tagged , , , . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.