Je hart zal tevreden zijn

Het was in de dagen
Toen er geen koning was in Jisraël
Dat een Leviet
Die aan de voet van de berg van Efraïm woonde
Voor zichzelf een concubine nam
Een bijvrouw uit Beth Lechem in Judah
En deze concubine wendde zich van hem af
En ging weg van hem naar haar vaders huis
Naar Beth Lechem in Judah
En ze was daar voor een periode van vier maanden
Toen haar echtgenoot opstond
En achter haar aan ging
Om haar over te halen terug te komen
Zijn bediende was met hem
En een groep ezels
En ze bracht hem in haar vaders huis
En toen de vader van het meisje hem zag
Was hij blij hem te ontmoeten
En zijn schoonvader, de vader van het meisje
Liet hem daar drie dagen verblijven
En ze aten en dronken en verbleven daar
En het was op de vierde dag
Dat ze vroeg in de ochtend opstonden
Toen hij opstond om te vertrekken
Maar de vader van het meisje
Zei tegen zijn schoonzoon:
Versterk jezelf met een stuk brood
En daarna zul je vertrekken
En ze gingen zitten
Ze aten samen
En ze dronken
En de vader van het meisje zei tegen de man:
Accepteer het
Blijf slapen
En je hart zal tevreden zijn
En de man stond op om te vertrekken
Maar zijn schoonvader drong aan
En hij keerde terug en bleef daar slapen
En hij stond vroeg in de ochtend op
Op de vijfde dag om te vertrekken
En de vader van het meisje zei:
Fris jezelf nu een beetje op
En ze treuzelden tot de dag voorbij ging
En ze samen aten
En de man stond op om te vertrekken
Hij, zijn concubine en zijn bediende
En de schoonvader, de vader van het meisje
Zei tegen hem:
Zie, de dag is verbleekt
Blijf nu slapen
Zie het is het gedeelte van de dag om te rusten
Blijf hier slapen
En je hart zal tevreden zijn
En je zult vroeg op staan om op je weg te gaan
En naar je woonplaats te gaan
Maar de man wilde niet blijven slapen
Hij stond op en vertrok
En kwam tot aan Jebus, dat Jeruzalem is
Met hem was een groep gezadelde ezels
En zijn concubine was met hem
Ze waren vlakbij Jebus toen de zon snel onderging
En de bediende zei tegen zijn meester:
Kom laten we nu afslaan
Naar deze stad van de Jebusieten gaan
En daar slapen
En zijn meester zei tegen hem:
We zullen niet afslaan naar deze stad van heidenen
Noch naar enig andere stad
Die niet van de kinderen van Jisraël is
Maar we zullen verder reizen naar Gibeah
Hij zei tegen zijn bediende:
Kom laten we naar een van deze plaatsen gaan
En we zullen verblijven in Gibeah of Ramoh
En ze gingen verder
De zon ging vlakbij Gibeah onder
Dat behoorde tot Benjamin
En ze sloegen daar af
Om in Gibeah te verblijven
En hij zat op het doorgangspunt van de stad
Maar niemand nam hun mee naar huis
Om te verblijven
(eigen vertaling)

Dit is het begin van een vreemd verhaal
Er wordt in de geschriften geen tekst en uitleg gegeven
Waarom de bijvrouw van de Leviet hem verliet
Maar na vier (!) maanden besluit hij achter haar aan te gaan
Zonder haar iets kwalijk te nemen
Hij verblijft bij zijn schoonvader
Langer dan hij van plan is
Maar laat zich overhalen
Na het eten en drinken gaat hij eindelijk op weg
Veel te laat vertrokken
En probeert voor zijn gezelschap onderdak te vinden
In een stad van de kinderen van Jisraël

Beroerde nacht achter de rug
Het was weer spoken door het duister
Mijn oog is ook weer vervelend aan het doen
Laten we op het beste hopen

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, steer-your-way-story

This entry was posted in @home, kunst, literatuur, Own Art and tagged , , . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.