Vanaf mijn moeders schoot

En Delilah kwelde hem elke dag
Met haar woorden
En zette hem onder druk
Zodat zijn ziel tot de dood geërgerd was
En hij vertelde haar heel zijn hart
Hij zei tegen haar:
Er is nog nooit een scheermes
Over mijn hoofd gekomen
Want ik ben vanaf mijn moeders schoot
Een Nazirreeër voor God
Als ik geschoren word
Dan zal mijn kracht me verlaten
Zal ik zwak worden
En net als ieder andere man zijn
En Delilah zag
Dat hij haar heel zijn hart verteld had
En zij riep de vorsten van de Filistijnen
Ze zei:
Kom deze keer
Want hij heeft mij heel zijn hart verteld
De vorsten van de Filistijnen
Kwamen naar haar toe
En brachten het geld in hun handen
Toen liet ze hem op haar knieën slapen
En ze schoor de zeven lokken van zijn hoofd
Toen begon ze hem te kwellen
En zijn kracht verliet hem
Ze zei:
De Filistijnen zijn voor je gekomen Shimshon!
En hij werd wakker uit zijn slaap en zei:
Ik zal naar buiten gaan zoals de andere keren
En ze van me afschudden
Maar hij wist niet dat de Eeuwige
Hem verlaten had
En de Filistijnen grepen hem
En staken zijn ogen uit
Ze brachten hem naar Gaza
En bonden hem met koperen kettingen
En hij moest malen in het gevangenishuis
Maar het haar op zijn hoofd begon te groeien
Nadat hij geschoren was
En de vorsten van de Filistijnen
Kwamen samen om een groot offer te brengen
Aan Dagon hun god
En om te vieren
En ze zeiden:
Onze god heeft onze vijand Shimshon
In onze handen uitgeleverd
En het volk zag hem
En prees hun god
Want ze zeiden:
Onze god heeft in onze handen
Onze vijand en vernietiger
Van ons land uitgeleverd
Hij die vele van ons gedood heeft
En toen hun hart vrolijk was
Zeiden ze:
Roep Shimshon
Hij zal ons vermaken met sport en spel
En ze riepen Shimshon uit het gevangenhuis
En hij vermaakte hen met sport
Maar ze lieten hem tussen twee pilaren staan
En Shimshon zei tegen de jongen
Die hem bij de hand hield:
Sta me toe
En laat me de twee pilaren voelen
Waarop het huis rust
Zodat ik tegen ze kan leunen
Nu was het huis vol met mannen en vrouwen
En alle vorsten van de Filistijnen waren daar
Op het dak waren ongeveer drieduizend mannen en vrouwen
De toeschouwers van Shimshons sport en spel
En Shimshon riep tot de Eeuwige:
Oh Eeuwige God
Denk aan mij en sterk me nu
Slechts deze ene keer, Oh God
Zodat ik mij voor één van mijn twee ogen
Op de Filistijnen kan wreken
En Shimshon greep de twee middelste pilaren
Waarop het huis steunde
En leunde tegen ze
Een met zijn rechterhand
De ander met zijn linkerhand
En Shimshon zei:
Laat mijn ziel met de Filistijnen sterven
En hij boog ze met zijn macht
En het huis viel op de vorsten
En op alle mensen die daarin waren
En de doden die hij bij zijn dood maakte
Waren er meer
Dan hij tijdens zijn leven gedood had
En zijn broeders
En heel zijn vaders huishouden
Kwamen naar beneden
En droegen hem
En brachten hem omhoog
En begroeven hem tussen Tzorah en Eshtaol
In het graf van Manoach, zijn vader
En hij oordeelde twintig jaar over Jisraël
(eigen vertaling)

Dit was het verhaal van Shimshon
De brute kracht in dienst van de Eeuwige
Die zijn eigen raadsels
Aan de vrouwen verried van wie hij hield
Wat heel wat Filistijnen
Met de dood hebben moeten bekopen

In de ochtend schrob ik het balkon
En draai om de koele klei heen
Laat ik dit keer niet naar les komen
Met weer een werkje
Misschien toch?

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, mijn-vingers-jeuken-story

This entry was posted in @home, keramiek freak, kunst, literatuur, Own Art and tagged , , , , . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.