Zoon van je zoon

Zevach en Tzalmunna vluchtten
En hij achtervolgde hen
En nam de twee koningen van Midian gevangen
Zevach en Tzalmunna
En heel het kamp terroriseerde hij
Gideon de zoon van Joash
Kwam terug van de strijd
Toen de zon nog steeds hoog stond
En nam een jongen gevangen
Van de mannen van Sukkoth
En ondervroeg hem
En hij schreef voor hem
De ambtenaren van Sukkoth op
En zijn oudsten
Zevenenzeventig man
En hij kwam bij de mannen van Sukkoth
En hij zei:
Hier zijn Zevach en Tzalmunna
Om wie jullie me bespot hebben
Terwijl je zei:
Is de palm van Zevach en Tzalmunna al in je hand
Dat we je vermoeide mannen brood moeten geven?
En hij nam de oudsten van de stad
En doornen van de wildernis
En distels
Daarmee brak hij de mannen van Sukkoth
En brak de toren van Punuel af
En doodde de mannen van de stad
En hij zei tegen Zevach en Tzalmunna:
Waar zijn de mannen die je gedood hebt in Tabor?
En zij zeiden:
Zoals jij bent
Zo waren zij
De een was als de gestalte
Van de kinderen van de koning
En hij zei:
Zij waren mijn broers
De zonen van mijn moeder
Zo waar de Eeuwige leeft
Als je ze had laten leven
Zou ik jullie niet doden
En hij zei tegen Jether
De eerstgeborene:
Sta op
Dood hen
Maar de jongeman trok zijn zwaard niet
Want hij was bang
Omdat hij nog jong was
Toen zeiden Zevach en Tzalmunna:
Sta op en dood ons
Want zoals de man is
Zo is zijn kracht
En Gideon stond op
En doodde Zevach en Zalmunna
En hij nam de halve manen van goud
Die aan de nekken van hun kamelen hingen
Toen zeiden de mannen van Jisraël
Tegen Gideon:
Regeer over ons
Zowel jij als je zoon
Ook de zoon van je zoon
Want je hebt ons gered
Uit de hand van Midian
(eigen vertaling)

Nou, Gideons bedreigingen
Waren geen halve woorden
Het vlees van de oudsten van Sukkoth
Werd ‘gedorst’
Oftewel met doornen geslagen
Zoals je dat met gerst doet
En de toren van Punuel met de grond gelijk gemaakt
Maar de kinderen van Jisraël
Zagen een heuse leider in hem
En in zijn zoon en zijn zoons zoon

Ik ontvang nu steunbetuigingen
Wonderlijk en akelig
Vrienden die weten dat ik joods ben
Komen vertellen dat ze zich schamen
Voor de haat in de Nederlandse straten
En natuurlijk volgt dat met een tirade over moslims
Maar ik moet al die mensen
Goed na de oorlog
Teleurstellen
Mijn woede gaat naar de regering van het land van mijn hart
De onrechtvaardigheid tegenover het Palestijnse volk
En ik wens niet apart gezet te worden
Door vrienden
Of burgemeesters met oranje keppels
En een paljas die ze briljant noemen
Mijn moeder overigens ook niet
Ze noemt dat:
Bespottelijk!

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, het-is-wat-het-is-story


This entry was posted in @home, kunst, Land van mijn Hart, literatuur, Own Art and tagged , , . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.