Zwaard van Gideon

En Jerubbaäl
Die Gideon is
Stond vroeg op
En ook al het volk dat met hem was
En ze legerden zich naast Ein Harod
En het leger van Midian
Was noordelijk van hem
Bij Gibeath (heuvel van) Moreh
In het dal
En de Eeuwige zei tegen Gideon:
Het volk dat bij je is
Is te veel voor Mij
Om de Midianieten in hun hand te geven
Anders zou Jisraël zich tegen Mij keren
En zeggen:
Mijn eigen hand heeft me gered
Dus verkondig nu
In de oren van het volk:
Wie er ook bang is en bevreesd
Laat hem terugkeren
En vroeg van Berg Gilead vertrekken
En van het volk keerden er
Tweeëntwintigduizend man terug
En tienduizend bleven er
En de Eeuwige zei tegen Gideon:
Er zijn nog steeds te veel mensen
Breng ze naar beneden
Naar het water
En Ik zal ze daar voor je reinigen
En het zal zo zijn
Dat van wie Ik tegen je zeg:
Deze gaat met je mee
Hij zal met je meegaan
En van wie Ik ook zal zeggen
Deze zal niet met je meegaan
Hij zal niet gaan
En hij bracht het volk
Naar het water beneden
Toen zei de Eeuwige tegen Gideon:
Ieder die met zijn tong het water oplikt
Zoals een hond likt
Die moet je apart zetten
Net zoals een ieder die op zijn knieën
Knielt om te drinken
Nu was het aantal
Van diegenen die likten
Door hun hand naar hun mond te brengen
Driehonderd man
En al het overige volk
Knielde op hun knieën
Om water te drinken
En de Eeuwige zei tegen Gideon:
Met de driehonderd man die likten
Zal ik je redden
En ik zal de Midianieten in je hand geven
Laat al de andere mensen gaan
Ieder naar zijn eigen plek
En ze namen de proviand
Van het volk in handen
En hun bazuinen
En al de rest van Jisraël
Stuurde hij ieder naar zijn tent
Maar de driehonderd man hield hij
Nu was het kamp van Midian
Onder hem in het dal
En het gebeurde in die nacht
Dat de Eeuwige tegen hem zei:
Sta op
Ga naar beneden naar het kamp
Want ik heb het in jouw hand gegeven
Maar als je bang bent om af te dalen
Ga dan naar beneden
Jij met je knecht Purah
Naar het kamp
En je zult horen wat ze bespreken
Daarna zullen je handen versterkt zijn
En zul je naar het kamp afdalen
En hij ging naar beneden
Met Purah zijn knecht
Naar de buitenposten van het leger
Dat in het kamp aanwezig was
Nu legerden de Midianieten
En de Amalekieten
En al die uit het oosten kwamen
In het dal
Zo talrijk als sprinkhanen
Hun kamelen ontelbaar
Zo talrijk als het zand
Aan de kust van de zee
En Gideon kwam
En let op
Een man vertelde zijn metgezel een droom
En hij zei:
Zie, ik droomde een droom
Een geroosterde koek van gerstebrood
Rolde in het kamp van Midian
En het kwam in de tent
En sloeg die
Zodat die viel
En hij keerde hem ondersteboven
En de tent viel
En zijn metgezel antwoordde en zei:
Dit is niets anders
Dan het zwaard van Gideon
De zoon van Joash
De man van Jisraël
God heeft Midian
En het hele kamp
In zijn hand gegeven
(eigen vertaling)

De droom van de vijand is verrukkelijk zoet
Een geroosterd gerstebrood
Was het een pitta?
Rolde het kamp binnen
En keerde de tent ondersteboven
Letterlijk alles omgekeerd
De manschappen zo talrijk
Als het zand op het strand
Zouden vallen
Voor driehonderd
Als honden likkende
Kinderen van Jisraël

Vanochtend om half acht al op de fiets
Naar de vrijmarkt op het plein
In mijn buurtje
Het miezerde
Er zaten veel moeders
Veel kinderen uiterst verveeld
Achterover hangend op hun klapstoeltjes
Veel te vroeg, te koud, te nat
Voor plezier
En de rotzooi van een ander was groot
Niets dat me bekoorde
Toch een flink uur gestruind
Zeiknat naar huis
Toen dacht ik
Warme chocolademelk met slagroom!
Zo deden we dat vroeger thuis
En zo gebeurde het

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, hoe-verrukkelijk-dat-je-niets-verlangt-story

This entry was posted in @Work, kunst, literatuur, Own Art, Thuis and tagged , , , . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.