Man met verschrompelde rechter hand

En de kinderen van Jisraël
Riepen tot de Eeuwige
En de Eeuwige liet voor hen
Een verlosser opstaan
Ehud, de zoon van Gera
De Benjamiet
Een man met een verschrompelde
Rechter hand
En de kinderen van Jisraël
Stuurden hem
Met een geschenk naar Eglon
De koning van Moab
Ehud maakte voor zichzelf een zwaard
Dat twee snijkanten had
Een el lang
En hij gordde het onder zijn kleding
Aan zijn rechter dij
En hij bood het geschenk aan
Aan Eglon, koning van Moab
Nu was Eglon een zeer dikke man
Toen hij klaar was met het aanbieden
Van het geschenk
Begeleidde hij de mensen
Die het geschenk hadden gedragen
En hij keerde terug van de steengroeven
Die bij Gilgal waren en zei:
Ik heb een geheime boodschap
Voor u, oh koning
En hij zei: Zwijg
En allen die bij hem stonden
Gingen naar buiten
En Ehud kwam bij hem
En hij zat alleen
In de koele bovenkamer
Die hij voor zichzelf had
En Ehud zei:
Ik heb een boodschap voor U
Van God
Hij stond op uit de stoel
En Ehud strekte zijn linkerhand uit
Nam het zwaard van zijn rechter dij
En stak het in zijn buik
Ook het heft ging na het lemmet
Naar binnen
En het vet sloot zich om het lemmet
Omdat hij het zwaard niet uit zijn buik trok
En de uitwerpselen kwamen eruit
En Ehud ging naar buiten
Naar de veranda
En sloot de deuren van de bovenkamer
En vergrendelde ze
Toen hij naar buiten was gegaan
Kwamen zijn bedienden
En zie, ze zagen dat de deuren
Van de bovenkamer vergrendeld waren
En ze zeiden:
Zeker bedekt hij zijn voeten
In de koele kamer
En ze wachtten tot het laat was
Maar zie, hij opende de deuren
Van de bovenkamer niet
En ze namen de sleutel en opende ze
En zie, hun heer was ter aarde gevallen, dood
Ehud ontsnapte terwijl zij treuzelden
En hij ging voorbij de steengroeven
En ontsnapte naar Seïrah
Toen hij aankwam
Blies hij de bazuin
Op de berg van Efraïm
En de kinderen van Jisraël
Gingen met hem mee
Naar beneden van de berg
En hij ging voor hen uit
En hij zei tegen hen:
Volg me snel
Want de Eeuwige heeft jullie vijanden
De Moabieten
In jullie handen gegeven
En ze gingen achter hem aan
Naar beneden
En veroverden de doorwaadbare plaatsen
Van de Jordaan
Naar Moab
En lieten geen mens toe
Om over te steken
Zij doodden op dat moment
Ongeveer tienduizend man van Moab
Elke krachtige man
En elke man van waarde
Niemand ontsnapte
En Moab werd die dag onderworpen
Onder de hand van Jisraël
En het land had acht jaar rust
En na hem was Shamgar
De zoon van Anath
En hij doodde zeshonderd mannen
Van de Filistijnen net een ossenprik
En ook hij redde Jisraël
(eigen vertaling)

Eindelijk! Er staat weer een held op
Onder de kinderen van Jisraël
Al hadden ze er achttien jaar op moeten wachten
In het Hebreeuws is 18 het getal van leven
Voor Eglon was het zijn dood
Verrukkelijk grafisch beschreven
Maar dat ben ik

Op het station in Haarlem
Ligt op het perron bij de prullenbak
De inhoud van iemands tas
Je stelt je voor hoe iemand beroofd is
Er liggen de meest wonderlijke voorwerpen
Op de grond
Lege wiet zakjes
Kokertje voor een joint
Albert Heijn pasje
Een nijptang
En een koperen kaarsen dover
Waar ik natuurlijk niet
Met mijn vingers vanaf kon blijven
Mondkapje op
Tot mijn fantasie op hol sloeg
En ik dacht
Dit kan een moordwapen zijn
Wegwezen
Handen ontsmet
En snel de trein in
Zo ben ik

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, overal-met-je-vingers-aanzitten-story


This entry was posted in @Work, kunst, literatuur, Own Art and tagged , , , . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.