Ze vergaten de Eeuwige

Dit zijn nu de volken
Die de Eeuwige over liet
Om via hen Jisraël te testen
Al diegenen die al de oorlogen
Van Kanaän niet kenden
Enkel dat alle generaties
Van de kinderen van Jisraël
Zouden weten
Hoe ze oorlog moeten voeren
Net zoals de vorige generaties
Daar niet van wisten
Vijf vorsten van de Filistijnen
Alle Kanaänieten
De Sidoniërs
En de Hivieten
Die op de berg Libanon woonden
Vanaf de berg Baäl Hermon
Tot aan de doorgang van Hamath
En zij waren er om Jisraël
Via hen op de proef te stellen
Om te weten of zij de geboden
Van de Eeuwige
Zouden gehoorzamen
Die Hij hun voorouders
Via Moshé geboden had
En de kinderen van Jisraël woonden
Tussen de Kanaänieten
De Hethieten
De Amorieten
De Perizzieten
De Hivieten
En de Jebusieten
En zij namen hun dochters
Voor zichzelf als vrouw
En hun eigen dochters
Gaven zij aan hun zonen
En dienden hun goden
En de kinderen van Jisraël
Deden dat wat de Eeuwige mishaagde
En ze vergaten de Eeuwige, hun God
En dienden Baäl en Asherah
En de woede van de Eeuwige
Ontvlamde tegen Jisraël
En Hij leverde hen uit
In de handen van Cushan Rishataim
Koning van Aram Naharaim
En de kinderen van Jisraël
Dienden Cushan Rishataim acht jaar
En de kinderen van Jisraël
Riepen tot de Eeuwige
En de Eeuwige zorgde voor een verlosser
Voor de kinderen van Jisraël
Die hen redde
Otniël, de zoon van Kenaz
Kalebs broer
Die jonger was dan hij
En de geest van de Eeuwige kwam over hem
En hij werd rechter van Jisraël
En hij trok ten strijde
En de Eeuwige leverde
Cushan Rishathaim
De koning van Aram
In zijn handen uit
En zijn hand was sterker
Tegen Cushan Rishataim
En het land had veertig jaar rust
Daarna stierf Otniël
De zoon van Kenaz
En de kinderen van Jisraël
Bleven doen wat de Eeuwige mishaagde
En de Eeuwige versterkte Eglon
De koning van Moab
Tegen Jisraël
Omdat zij gedaan hadden
Wat de Eeuwige mishaagde
En hij verzamelde
De kinderen van Ammon en Amalek
En hij ging en sloeg Jisraël
En ze namen de stad
Van de dadelpalmen in bezit
En de kinderen van Jisraël
Dienden Eglon
De koning van Moab
Achttien jaar
(eigen vertaling)

Baäl en Asherah waren goden uit het gebied
Waar de kinderen van Jisraël woonden
En al had de Eeuwige hen
Meerdere keren op het hart gedrukt
Geen andere goden te dienen
Het volk vermengde zich
Er werd onderling getrouwd
En al snel afgeweken van de weg van de Eeuwige
Met als gevolg dat Jericho
De stad van de dadelpalmen
Die ze met zoveel moeite en wonderen
Hadden overwonnen
Weer terugveroverd werd

Ze zit er al een aantal weken
Flink doorheen
We kennen elkaar niet zo goed
Maar van de week heeft ze al paar keer gevraagd
Of ik even kan bellen
Dat doe ik
Dan kletsen we over onze hobby’s
Ze kan niet alleen zijn
Ze heeft problemen
Het begon met een oorontsteking
En nu is ze haar veerkracht kwijt
Veel huilen
Geen oplossingen zien
Alleen maar doemdenken
Ik probeer te helpen waar ik kan
Maar ik ben geen sociaalwerkster
Geen psychiater
Ik kan goed luisteren
Maar ook voor mij
Is het op gegeven moment genoeg
Heb gezegd dat ze de huisarts moet bellen
Dat ze hulp nodig heeft
Maar die heeft ze al zo vaak aan de lijn gehad
En volgende week spreekt ze hem toch
Dan weet ik het niet meer
Het voelt heel naar
Maar ik heb hier niet voor geleerd
Ze moet zelf stappen gaan ondernemen
En hopelijk doet ze dat

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, hoe-kun-je-een-ander-echt-begrijpen-story



This entry was posted in @home, literatuur, Own Art and tagged , , . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.