Hoge muren met poorten en grendels

We veranderden van richting
En trokken noordwaarts
In de richting van Bashan
‘Og, de koning van Bashan
Trok tegen ons op
Hij met heel zijn strijdmacht
Om bij Edr’ie de strijd aan te binden
Maar de Eeuwige zei mij:
Wees niet bang voor hem
Want Ik geef hem
En heel zijn strijdmacht
En heel zijn land aan jullie over
En jullie zullen met hem net zo doen
Als jullie met Sichon
De Emorietische koning
Die in Cheshbon woonde
Gedaan hebben
Zo gaf de Eeuwige, onze God
Ons ook ‘Og, de koning van Bashan
Met heel zijn krijgsmacht in handen
En we versloegen hem
Tot we niemand overlieten
In diezelfde tijd veroverden we
Al zijn steden
Er was niet één vesting
Die we niet van hen afnamen
Zestig steden
Heel de streek Argow
Het koninkrijk van ‘Og in Bashan
Dat waren allemaal versterkte steden
Met hoge muren met poorten en grendels
Niet eens meegerekend
De zeer vele open steden
We verklaarden hen tot bangoed
Zoals we bij Sichon, de koning van Cheshbon
Hadden gedaan
De ban leggend op iedere stad
Met mannen, vrouwen en kinderen
Al het vee en de buit in de steden
Plunderden we voor onszelf
Zo onttrokken we in die tijd
Uit de macht van de twee Emorietische koningen
Het land dat in het Transjordaanse ligt
Van het stroomgebied van de Arnon
Tot aan de Chermon
De Sidoniërs noemden de Chermon Sirjon
Pantser
En de Emorieten noemden hem Senier
Sneeuwberg
Alle steden van de hoogvlakte
Heel Gil’ad
En heel Bashan
Tot Salega en Edre’ie
De steden van het koninkrijk van ‘Og
In Bashan
Alleen maar ‘Og, de koning van Bashan
Was overgebleven van de rest van de reuzen
Ja zijn ijzeren bed staat immers in Rabba
De hoofdstad van de Ammonieten
Negen el lang en vier el breed
Volgens de el van armslengte
Dat land namen we toentertijd in bezit
Van ’Aro’ér
Dat aan de beek Arnon ligt
En de helft van het bergland van Gil’ad
Met z’n steden gaf ik aan de Reoewénieten
En de Gadieten
En de rest van Gil’ad en heel Bashan
Het koninkrijk van ‘Og
Heb ik aan de halve stam Menashé gegeven
De hele streek Argow
Dat tot het geheel van Bashan behoort
Dat werd, vroeger, land van de reuzen genoemd
Jaier, zoon van Menashé
Nam de hele streek van Argow
Tot het gebied van de Geshoerieten
En de Ma’achatieten
En hij noemde die
Dat is dus Bashan
Naar zijn eigen naam:
Dorpen van Jaier
Zo is het tot vandaag de dag

De overwinningen worden nog eens verteld
Tot en met de maten van het bed
Van ’Og, de reus
In deze tijd nu de oorlog tussen Israël en Hamas
Nog steeds in volle gang is
Is het bijna niet te doen
Deze stukken uit de Torah voor te lezen
Het leed en de ellende zo dichtbij
Het doet mijn hart pijn

Het is zondag
Er staat een grote pan kippensoep op het vuur
Voor een zieke buurvrouw
Die maar niet beter wordt
Maar ik weet niet zeker
Of ik een pannetje durf te brengen
Ze zou een coronatest doen
En ik weet niet wat het resultaat is

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, jiddische-penicilline-story





This entry was posted in @home, kunst, literatuur, Own Art and tagged , , , , . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.