Wees niet vijandig tegen hen

Nu dan, vooruit
Trekken jullie over de beek Zéred
We trokken dus de beek Zéred over
De tijd die wij reisden van Kadésh-Barné’a
Tot we over de beek Zéred trokken was achtendertig jaar
Totdat heel het geslacht van strijdbare mannen
Uit het leger was verdwenen
Zoals de Eeuwige het hun bezworen had
Want ook het ingrijpen van de Eeuwige
Was tegen hen geweest
Om hen uit het leger weg te vagen
Tot de laatste man
Toen nu alle strijdbare mannen
Tot de laatste aan toe uit het volk
De dood hadden gevonden
Sprak de Eeuwige tot mij aldus:
Je trek nu langs het gebied van Moab bij ‘Ar
En je komt dan pal tegenover de ‘Ammonieten
Wees niet vijandig tegen hen
En daag ze niet uit
Want niets van het land van de ‘Ammonieten
Geef Ik jullie in bezit
Daar Ik het de kinderen van Lot
Als erfgoed heb gegeven
Ook dit werd tot het land der Refaiem, reuzen gerekend
Vroeger hadden er reuzen gewoond
De ‘Ammonieten noemden hen Zamzoemieten, geniepigen
Een groot volk talkrijk
En hoog van postuur als de ‘Anakieten
De Eeuwige heeft ze voor hen vernietigd
Zodat zij er bezit van namen
En er in hun plaats gingen wonen
Evenals Hij voor de zonen van ‘Esav gedaan had
Die in Sé ier wonen
Voor wie Hij de Chorieten had verdreven
Zodat ze er bezit van namen
En er tot op de dag van heden
In plaats van hen wonen
Zo verging het ook de ‘Avvieten die tot ‘Aza
In open plaatsen woonden
De uit Kaftor komende Kaftorieten
Hadden hen vernietigd
En gingen er in hun plaats wonen

De Eeuwige husselt hier nog al
Met mensenlevens
Als er nu een rabbijn bij me in de buurt was geweest
Dan had ik gevraagd
Kon Hij het niet in één keer goed doen?
Zonder dat al die mensen
Van hot naar her verdreven werden
Of uitgeroeid
Maar er is geen rabbijn in mijn leven
Of misschien nog niet
Ik heb contact gemaakt met de rabbijn
Vlakbij Haarlem
Maar die is nu naar Amerika
En moet behalve heel Haarlem en omstreken
Ook de Joodse gemeente in Groningen bedienen
Ik durf hem hier niet mee lastig te vallen
Komt nog wel een keer
Want hij laat niet los
En ik wil meer Jiddishkeit in mijn leven
Dat ik eerst in het museum van mijn hart vond
Maar nu zoek
In deze leuke stad aan het Spaarne

Ze is 75 jaar en zit in een rolstoel
Gevolg van een hersenbloeding
Aan de linkerkant verlamd
Leuke, pittige, bijna jonge vrouw
Elke dag is ze op pad met haar scootmobiel
Alle koffiehuizen gaat ze af
Ze gaat naar de film en het theater
En nu naar Gambia
Ze heeft een leuke vent ontmoet
En het hele verhaal komt eruit
Ze is er al eerder geweest
Wat me oplucht
Ze is dus min of meer veilig
Vorige keer ging het ook goed
Hij had contact met haar opgenomen
Op Facebook
En ze werd verliefd op hem
Ze durft het bijna niet te zeggen
Hij is 37
Loog eerst tegen haar
Toen hij nog in Qatar werkte
Uitgebuit werd
Zijn geld niet kreeg
Daar wacht hij nog steeds op
Nu gaat ze naar hem toe
Naar hem, zijn vrouw en drie, vier kinderen
Ik weet niet meer hoeveel
Dan koopt ze een baal rijst
Dan hebben ze weer te eten
En kleding
En wat niet meer
In het begin vond ze het heel erg
Dat hij tegen haar gelogen heeft
Haar niet voor vol aanzag
Maar nu heeft ze het geaccepteerd
Ze is heel dol op hem
Het is wat het is
Ze gaat proberen hem naar Nederland te halen
Zodat hij haar hier kan verzorgen
En geld verdienen
Om naar zijn gezin te sturen
Misschien komen zijn vrouw en kinderen ook
Maar dat is voor later
Dat moet hij zelf maar weten
Ze vraagt of ik haar donderdagochtend
Om vier uur
Aan wil helpen kleden
En dan op Schiphol begeleiden
Helpen met het inchecken
En de koffer op de band zetten
Als ze naar haar loverboy gaat, grap ik
Maar natuurlijk

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, babbel-story




This entry was posted in @home, kunst, literatuur, Own Art and tagged , , , , . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.