Meeloffer

Op de negende dag de vorst
Van de afstammelingen van Binjamin
Awiedan
Zoon van Gid’onie
Zijn offergave bestond uit
Een zilveren schotel
Met een gewicht van
Honderddertig shekel
Een zilveren sprenkelbekken
Van zeventig shekel
Naar de shekel van het heiligdom
Beide gevuld met fijn meel
Aangemengd met olie
Als meeloffer
Een gouden lepel van tien shekel
Vol reukwerk
Eén jonge stier
Eén ram
Eén schaap onder ‘t jaar
Als een in-vlammen-opgaand-offer
Eén geitenbok als zondeoffer
En als vredeoffer
Twee runderen
Vijf rammen
Vijf bokken
En vijf schapen onder ’t jaar
Dat was het offer van Awiedan
Zoon van Gid’onie
Op de tiende dag de vorst
Van de afstammelingen van Dan
Achie’ezer
Zoon van ‘Amieshadai
Zijn offergave bestond uit
Een zilveren schotel
met een gewicht van
Honderddertig shekel
Een zilveren sprenkelbekken
Van zeventig shekel
Naar de shekel van het heiligdom
Beide gevuld met fijn meel
Aangemengd met olie
Als meeloffer
Een gouden lepel van tien shekel
Vol reukwerk
Eén jonge stier
Eén ram
Eén schaap onder ’t jaar
Als een in-vlammen-opgaand-offer
Eén geitenbok als zondeoffer
En als vredeoffer twee runderen
Vijf rammen
Vijf bokken
En vijf schapen onder ’t jaar
Dat was het offer van Achie’ezer
Zoon van Amieshadai
Op de elfde dag de vorst
Van de afstammelingen van Ashér
Pag’iél
Zoon van ‘Ochran
Zijn offergave bestond uit
Een zilveren schotel
Met een gewicht van
Honderddertig shekel
Een zilveren sprenkelbekken
Van zeventig shekel
Naar de shekel van het heiligdom
Beide gevuld
Met fijn meel
Aangemengd met olie
Als meeloffer
Een gouden lepel
Van tien shekel
Vol met reukwerk
Eén jonge stier
Eén ram
Eén schaap onder ’t jaar
Als in-vlammen-opgaand-offer
Eén geitenbok als zondeoffer
En als vredeoffer
Twee runderen
Vijf rammen
Vijf bokken
Vijf schapen onder ‘t jaar
Dat is het offer van Pag’ieél
Zoon van ‘Ochran

We zijn er bijna
Er zijn immers twaalf stammen
Er wordt gezegd dat het nummer 13
Ongeluk brengt
Omdat het ’t getal van God is
Twaalf stammen en de Eeuwige
Daarom heb je in vliegtuigen vaak geen stoel 13
En in hotels geen kamer met nummer 13

Op straat kom ik mijn wietvriendin tegen
Die begint te huilen
Want de vorige keer dat ik haar sprak
Heb ik er iets van gezegd
Hoe onbeschoft ik het vond
Dat ze niet eens dankjewel zei
Voor de gemberkoek die ik had gebakken
Naar het recept van mijn omaatje
En hoe vervelend ik het vond
Dat ze dwars door mijn verhaal heen ging
Alsof ik niet bestond
Ja zei ze, ze was egoïstisch
Dankjewel
Maar ik zei, tegen het narcistische aan
En nu is haar dat verkeerd gevallen
Ze zegt nog wel gedag, zegt ze
Maar het is over tussen ons
En weg loopt ze
Flauw hoor, zeg ik
En fiets verder
Zucht diep
En denk stiekem
Lekker rustig
Hoef ik de rotzooi van haar niet meer aan te horen
Geen engelen die tegen haar praten
Geen bomen met een aura
Wat een verrukkelijke terugkeer naar normaal
Bij haar vergeleken waren Walter en de tenenlady
Uit B&B Vol liefde spielerei

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, ik-bak-en-bek-dus-ik-besta-story

This entry was posted in @home, kunst, literatuur, Own Art and tagged , , , . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.