Van Mij is het land

Dan zal het land zijn vruchten opbrengen
Zodat jullie in overvloed te eten hebben
En er met een veilig gevoel kunnen wonen
En als jullie zeggen:
Wat moeten we dan eten
In het zevende jaar
We mogen toch niet zaaien
Noch onze oogst binnenhalen?
Dan zal Ik Mijn zegen over jullie
In het zesde jaar zo bepalen
Dat het een opbrengst
Voor drie jaar zal geven
Wanneer jullie dan in het achtste jaar zaaien
Zullen jullie van de overjarige opbrengst eten
Tot het negende jaar
Tot de oogst ervan binnenkomt
Zullen jullie de oude voorraad kunnen eten
Het land mag niet voor altijd verkocht worden
Want van Mij is het land
Want vreemdelingen
Die woonrecht hebben
Zijn jullie bij Mij
In heel het land dat in jullie bezit is
Moeten jullie een recht
Tot wederkoop instellen voor het land
Wanneer je broeder verarmt
En van zijn grondbezit moet verkopen
Dan kan degene die het voor hem kan loskopen
Zijn naaste bloedverwant
Komen en dat loskopen
Wat zijn familielid verkocht heeft
En wanneer iemand geen mens heeft
Die het loskoopt
En zijn vermogen wordt weer toereikend
En hij heeft voldoende verworven
Om het zelf los te kopen
Dan rekent hij de jaren sinds zijn verkoop eraf
En geeft het restant aan degene
Aan wie hij het verkocht heeft
En hij gaat weer naar zijn eigen grondbezit terug
Maar worden zijn eigen middelen
Niet genoeg om het voor zichzelf terug te krijgen
Dan blijft hetgeen hij verkocht heeft
In het bezit van hem die het kocht
Tot het jowél-jaar
In het jowél-jaar komt het weer vrij
En keert hij naar zijn eigen grondbezit terug
Als iemand een woonhuis
In een ommuurde stad verkoopt
Dan geldt zijn recht van wederinkoop
Tot het einde van het jaar
Vanaf het moment van verkoop
Een vol jaar geldt zijn recht
Tot wederinkoop
Wordt het niet teruggekocht
Totdat er een vol jaar
Voor hem verstreken is
Dan blijft het huis
Gelegen in de ommuurde stad
Voor altijd op naam staan
Van degene die het gekocht heeft
Tot in zijn verste geslachten
Het komt niet vrij in het jowél-jaar
Maar huizen in open plaatsen
Die niet door een muur omringd zijn
Worden gerekend als bij het veld te behoren
Daar blijft het recht van wederinkoop
En in het jowél-jaar komt het vrij
En wat betreft de steden van de Levieten
Dat wil zeggen de huizen
In de hun als bezit toegewezen steden
Een permanent recht tot wederinkoop
Is er voor de Levieten
Lost één van de Levieten het in
Dan komt dat verkochte huis
En wel wat toebehoort aan de stad
Die hun als bezit is toegewezen
In het jowél-jaar weer vrij
Want de huizen in de steden van de Levieten
Vormen het aan hen toegewezen bezit
Te midden van de kinderen van Jisraël
Een veld dat tot het terrein
Om hun steden behoort
Kan niet blijvend verkocht worden
Want het is een hun voor altijd
Toegewezen bezit
Wanneer in je kring je broeder verarmt
En zijn bestaan aan het wankelen raakt
Dan moet je hem steunen
Ook als is het een vreemdeling
Die slechts het woonrecht heeft
Zodat hij bij je in leven kan blijven
Neem geen rente of overwinst van hem
Heb ontzag voor je God
Zodat je broeder met jou kan leven
Geef hem je geld niet op rente
En geef hem je voedsel niet op overwinst
Ik ben de Eeuwige
Jullie God
Die jullie uit het land Egypte heeft gevoerd
Om jullie het land Kena’an te geven
Om voor jullie een God te zijn

Ik zou willen weten hoe het zit
Met de in beslag genomen huizen
Van Palestijnen
Komen die ooit vrij?
Worden ze teruggegeven?

De koriander vormde zaadjes
Zo zoet
Dat mieren hun nest in mijn pot bouwden
En eitjes legden op het zaad
Weggegooid
Nu staat er een potroos te lonken

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, wees-je-broeders-hoeder-story



 

This entry was posted in @home, kunst, literatuur, Own Art and tagged , , , , , , . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.