Ik ben die Ik zal zijn

Moshé zei tegen God:
Wie ben ík
Dat ik naar Far’o zou gaan
En dat ík de kinderen van Jisraël uit Egypte zou voeren?
En Hij zei:
Ik zal bij je zijn
En dit zal het teken zijn
Dat Ik het ben die je gezonden heeft
Als je het volk uit Egypte zult hebben gevoerd
Zullen jullie God op deze berg dienen
Moshé zei tot God:
Als ik nu bij de Kinderen van Jisraël kom
En ik zeg tegen hen:
De God van jullie voorouders heeft me naar jullie toegezonden
En ze zeggen mij:
Wat is zijn naam?
Wat moet ik hen dan zeggen?
God zei tot Moshé:
Ik ben die Ik altijd zal zijn
En Hij zei:
Zo moet je het zeggen tot de kinderen van Jisraël
IK BEN heeft me naar jullie gezonden
En voorts zei God tot Moshé:
Zo moet je zeggen tot de kinderen van Jisraël
De Eeuwige, de God van jullie voorouders
De God van Awraham
De God van Jitschak
En de God van Ja’akov zendt mij naar jullie
Dit is voor altijd Mijn naam
En dit is Mijn roepnaam in alle geslachten
Ga, beleg een bijeenkomst met de oudsten van Jisraël
En zeg hun:
De Eeuwige
De God van jullie voorouders is mij verschenen
De God van Awraham Jitschak en Ja’akov
Terwijl Hij zei:
Zeer ernstig heb Ik over jullie nagedacht
En over hetgeen jullie in Egypte is aangedaan
Daarom zei Ik
Ik zal jullie wegvoeren uit de ellende van Egypte
Naar het land van de Kena’aniet, de Chittiet
De Periziet, de Chivviet en de Jewoesiet
Naar een land overvloeiend van melk en honing
Ze zullen luisteren naar je stem
En je zult gaan
Jij en de oudsten van Jisraël
Naar de koning van Egypte
En dan zullen jullie hem zeggen:
De Eeuwige
De God van de Hebreën is ons tegemoet getreden
Nu dan, laat ons toch gaan
Drie dagreizen de woestijn in
En laat ons offers brengen
Aan de Eeuwige onze God
Ik weet dat de koning van Egypte
Jullie niet zal toestaan om te gaan
Ook niet door een sterke hand
Maar als Ik Mijn hand uitstrek
En Egypte teister met al Mijn wonderen
Die Ik in dat land zal verrichten
Dan zal hij jullie daarna laten heengaan
En Ik zal dit volk bij de Egyptenaren in de gunst laten komen
En dan zal het zo zijn dat
Als jullie zullen weggaan
Jullie niet met lege handen zullen vertrekken
Iedere vrouw zal van haar buurvrouw
En van haar medebewoonster
Zilveren en gouden voorwerpen vragen
En kleren die jullie je zonen en dochter te dragen geeft
Jullie zullen Egypte leegplunderen

Het gaat een toestand worden
Dat begrijpt Moshé nu al
Niet alleen moet hij het volk van Jisraël overtuigen
Hij leefde immers een tijd lang in weelde aan het hof van Far’o
Terwijl de kinderen van Jisraël onderdrukt en uitgebuit werden
Daarna moet hij Far’o nog zo ver zien te krijgen
Zijn slaven, zijn bezit, te laten gaan

Tijdens de seideravond
De avond dat Pesach begint
En de uittocht uit Egypte herdacht wordt
Is het gebruikelijk om aan tafel met elkaar te zitten
Een feestmaaltijd met matzes
En er word gezongen en gelezen uit de Haggadah
Waarin vertelt wordt over de wonderen die God verrichtte
Om het volk uit Egypte te voeren
Dan overvalt je, vooral met gasten aan tafel die niet joods zijn
Een gevoel van schaamte
Want het is niet misselijk wat God over de Egyptenaren uitstrooit

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, let-my-people-go-story





This entry was posted in @Work, kunst, literatuur, Own Art and tagged , , , , , . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.