Bloesem

Ja’akov ontbood zijn zonen en zei:
Kom bij elkaar
Ik wil jullie vertellen wat jullie in latere dagen zal gebeuren
Kom bijeen en luister
Zonen van Ja’akov
Ja, luister naar Jisraël, jullie vader
Reouwén mijn eerstgeboren ben je
Mijn sterkte
En eersteling van mijn mannelijke kracht
Voorrang in waardigheid
En voorrang in macht
Onstuimig als water ben je ongeschikt
Voor die voorrang
Want je hebt het echtelijk bed van je vader beklommen
Toen heb je het ontwijd
Ja, mijn sponde besteeg hij!
Shim’on en Levie zijn broers
Hun zwaarden gebruikten zij voor geweld
In hun beraadslagingen kome niet mijn ziel
Met hun bijeenkomsten zal mijn eer zich niet vereenzelvigen
Want in hun woede vermoordden zij mannen
En met moedwil hebben zij stieren verlamd
Vervloekt zij hun woede
Zo hevig hun felle gramschap die de grenzen te buiten gaat
Ik verdeel hen over Ja’akov
En verspreid hen over Jisraël
Jehoedah, jou, ja jou prijzen je broers
Je hand zal zijn op de nek van je vijanden
Voor jou werpen de zonen van je vader zich neer
Een leeuwenwelp is Jehoedah
Van roof, mijn zoon, ben je omhooggekomen
Hij kromt zich en vlijt zich neer als een leeuw
Of gelijk een leeuwin
Wie durft hem doen opstaan?
Niet wijken zal de scepter van Jehoedah
Noch de leidersstaf die tussen zijn voeten rust
Totdat Shiloh komt
En volkeren hem zullen gehoorzamen
Hij bindt aan de wijnstok zijn ezelsveulen
En aan de winger het jong van zijn ezelin
Hij wast in wijn zijn kleed
En in druivenbloed zijn gewaad
Rood van ogen door wijn
En wit van tanden door melk
Zewoeloen zal aan het strand van de zeeën wonen
Hij wordt tot een rede voor de schepen
Zijn grens strekt zich tot Tsidon uit
Jissachar is een bonkige ezel
Die zich neervlijt tussen de omheiningen
Hij zag dat de rust goed en het land lieflijk was
Hij boog zijn schouders om lasten te torsen
En werd tot arbeiden gedwongen
Dan zal rechter zijn onder zijn volk
Als één van Jisraëls stammen
Dan zal zijn als een slang op de weg
En een adder op het pad
Die het paard in de hielenpees bijt
Zodat zijn berijder achterover valt
Op uw hulp hoop ik, Eeuwige
Gad, roverbenden dringen op hem in
Maar hij zit hen op de hielen
Ashér, vet is zijn spijs
Hij levert koninklijke lekkernijen
Naftalie is een opgejaagde hinde
hij geeft het weer in mooie bewoordingen
Een jonge vruchtboom is Joséf
Een jonge vruchtboom aan de bron
Waarvan de loten over de muur klimmen
Al tergen hem en beschieten hem
De boogschutters die hem als vijanden tegemoet treden
Zijn boog blijft zijn kracht behouden
En lenig blijven de spieren van zijn handen
Door de hulp van de krachtbron van Ja’akov
Door de Herder
Daar die de grondsteen van Jisraël is
Door de God van je vader
Die je zal helpen
En de Almachtige die je zal zegenen
Zegeningen van je vader
Overtreffen zegeningen van mijn voorouders
Tot aan de grenzen der eeuwige heuvelen
Mogen ze komen op het hoofd van Joséf
Op de kruin van de gekroonde onder zijn broeders
Binjamin is een verscheurende wolf
In de morgen verteert hij het geroofde
En tegen de avond verdeelt hij de buit

Het is niet misselijk
Waarmee Ja’akov zijn zonen neerzet
Hun zegent en ziet
De liefde voor Joséf
nu een feit
Geen lot meer
Dat verandert

Kan een lot ooit veranderen?
Soms is er woede
Soms is er ook een moment
Dat ik denk
Dat ik gelukkig ben
Her en der
Bloesem begint uit te lopen

Veilig, vol verwondering

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, treife-lunch-shabbatmiddag-alsof-ik-in-het-land-van-mijn-hart-ben-shrimpim-story

This entry was posted in @Work, kunst, literatuur, Own Art and tagged , , , , , , . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.