Doe iets!

Toen Ja’akov zag
Dat er koren te koop was in Egypte
Zei hij tegen zijn zonen:
Waarom kijken jullie elkander aan?
Hij zei:
Ik heb toch gehoord
Dat er in Egypte koren te koop is
Trek erheen
En koop het daar voor ons
Zodat wij in leven blijven
En niet sterven
Tien broers van Joséf
Gingen koren kopen van Egypte
Maar Benjamin
De volle broer van Joséf
Zond Ja’akov niet met zijn broers mee
Want hij zei:
Dat hem toch geen ongeluk overkomt!
Onder hen die kwamen om koren te kopen
Waren ook de zonen van Jisraël
Want er was hongersnood in het land Kena’an
En Joséf was  het die heerste over het land
Hij was het die aan alle volkeren der aarde koren verkocht
Dus kwamen ook de broers van Joséf zich voor hem neerbuigen
Het gezicht ter aarde
Toen Joséf zijn broers zag herkende hij hen
Maar hij hield zich tegenover hen als een vreemde
Hij sprak hen bars aan
En zei tegen hen:
Waar komen jullie vandaan?
En zij zeiden:
Uit het land Kena’an om eten te kopen
Joséf herkende zijn broers wel
Maar zij herkenden hem niet
En Joséf moest denken aan de dromen
Die hij over hen had gehad
En hij zei tegen hen:
Verspieders zijn jullie!
Jullie zijn gekomen om te zien waar het land open ligt
Ze zeiden tegen hem:
Nee mijn heer
Uw dienaren zijn alleen maar gekomen om eten te kopen
Wij allen zijn zonen van één man
Eerlijke mensen zijn wij
Wij zijn nooit verspieders geweest
Maar hij zei tegen hen:
Niet waar!
Jullie zijn gekomen om te zien waar het land open ligt
Hierop zeiden zij:
Met twaalf broers waren wij
Uw dienaren
Zonen van één man in het land Kena’an
Nu is de jongste op het ogenblik bij onze vader
En die éne is er niet
Maar Joséf zei tegen hen:
Het is zoals ik tot jullie gesproken heb
Jullie zijn verspieders
Hiermee zullen jullie op de proef gesteld worden:
Bij het leven van Far’o
Jullie zult hier alleen maar vandaan komen
Als jullie jongste broer hierheen komt
Stuur één van jullie weg om je broer te halen
Jullie blijven gevangen
Zo zullen jullie woorden getoetst worden
Of de waarheid aan jullie zijde is
En zo niet
Bij het leven van de Far’o
Dan zijn jullie inderdaad verspieders

Het is tijd voor wraak
Vergelding
Joséf weet dat zijn broers aan hem zijn uitgeleverd
Ze hebben immers honger
En hij kan ze alles vragen

Grote treurigheid overvalt me
’s Ochtends vroeg dweil ik al door mijn keuken
Om een enorm doek opnieuw in te pakken
Maar het bubbeltjesplastic is nog nat
De hele constructie moet er weer af
Verder drogen
Mijn appartement is een
Verontrustende puinhoop
Met doeken op de grond
Zo ver het oog kan kijken
Ik doe er dit weekend geen moer meer aan
Maandag verder

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, ziel-en-zaligheid-story

This entry was posted in @Work, kunst, literatuur, Own Art and tagged , , , , , , . Bookmark the permalink.

Leave a Reply

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.