– Bloggen is springlevend –
“De grootste kunstenaar kan niets verzinnen
dat niet vooraf al in de steen bestaat.”
‘Wie ben je?’
Hij keek me aan, vervaagde en ik leek terug te drijven naar de geborgenheid van mijn bed. Na drie dagen was het toch gebeurd, ik was in slaap gevallen. Ogenblikkelijk kreeg ik bezoek van hem.
Drie dagen eerder is Aliza bij me geweest, de moeder van mijn virtuele leven.
Zij, mijn bruid, Aliza mijn kind. Ook zij kwam slechts voor even, ook zij sprak slechts een zin. Ook zij verscheen na dagen waken.
‘Ieder mens bevindt zich eenzaam in zijn eigen heden’, zei ze.
Ze komen en verdwijnen weer, ze zijn er in ‘quasi sospeso’: die onwaarschijnlijke schijntoestand tussen waken en slapen waarbij je wakker schrikt omdat je vergeet te ademen. Net op die rand van bijna doodgaan staan ze aan mijn bed, spreken en schrik ik wakker. Blijf ik wakker, dagenlang.
Ze zijn nu allemaal geweest. Allemaal in eigen kwetsbare naaktheid. Gruwelijk en bloedmooi. Vergaan en vol leven. Vrouw en Man. Begin en straks het onherroepelijke Einde.
Ik kan niet verder. Vandaag stop ik met hun werken.
Jarenlang heb ik stukken geschreven op een weblog. Allang niet meer met de droom om ooit , als tastbaar bewijs van mijn existentie, op papier te komen. Daarvoor ben ik te min. Die wetenschap maakt mij eenzaam. Mensen verkeren liever met hen: zij met die opgeblazen ego’s.
Dus ik werd een opgeblazen ego. En ik werd bekend na verloop van tijd. Te bekend om zelf te dragen.
Zo verschenen ze, zes in totaal. In het begin zo duidelijk uit mijn geest, met verwrongen woorden in lelijke zinnen. Later als eigen ego’s. Vrouw en man maar gelijk aan mij. Ze schreven al snel in hun volkomen eigenheid. Mijn status werd die van een androgyne machine: uitvoeren.
Eén van hen bezocht mij in het begin van mijn genezing, nu enkele weken geleden. Zijn lippen vormden de zin dat ik schrijven moest wat hij dicteerde.
En ik schreef ooit hun woorden, één voor één tikte ik de letters. Mooie woorden in steeds mooiere zinnen, in gruwelijke stukken tot een enigma, een schitterend enigma.
Ik heb ze gemaakt, allemaal. Zij, die vruchteloze, die veinst alleen te zijn. Foeilelijke stukken schrijven maar wél prominent aanwezig en bewonderd. Een narcistische hoer. En hij, de sukkel, de ‘Ivo Niehe’ van het blog. Zelfingenomen intrigant, hoogleraar schijneruditie. Ik haat hem zoals ik mijzelf haat. Hij veroordeelt alle misdaad, zegt hij en zet de loop van een pistool op je slaap. De derde, de poëet, het zeldzaam nuchtere slachtoffer. Misschien de broer van haar, de tweede vrouw. In alles vol van hart en vol vervuilde liefde. In alles ordinair. In alles slachtoffer. De gewenste misbruikte, de gewenste gestoorde. Zij is verterende voeding voor een gifplant. Zij is een giftig serpent, gelardeerd met glimmende folie. De vijfde vraagt over het waarom, over de tijd, over de gevoelens van sensatie bij een doodslag, over het begin, of mijn einde. Hij vraagt steeds wie ik ben.
Want ik ben de onwaarschijnlijke zesde.
Maar hij heeft mij ontmaskerd. Toen ik mijn borsten beroerde keek hij toe. Toen ik mijn vingertoppen bevend over haar gebronsde zongeurende huid liet gaan en haar lippen raakte… keek hij toe en prevelde die mantra.
‘Wie ben je?’
En iedere keer als hij schreef, schreef hij als een innerlijk geweten die de vraag herhaalde.
En nu weet ik het. Weken geleden heb ik mijzelf naar mijn bed gesleept nadat ik de zon op mijn huid had gevoeld. Nadat ik buitenlucht had ingeademd. Ik stond plots buiten, als was ik uit een cocon gestapt. Ik was bang en ik was verrukt. Ik zag een oneindige blauwe hemel en de donderkoppen van het onweer trokken uit mijn hoofd. Zelfs de zon in mijn brein verbleekte bij de echte. Ik was er hopeloos aan toe. Ik was alleen en opgetogen. Blij met de verlossing, verontrust door een onafwendbaar afscheid, krankzinnig bang voor hen.
Ik waakte en ik schreef. Ik schreef ze naar een verleden wat niet bestaat. Omdat ze niet bestonden, omdat ik hen ben. Snap je?
Daar zijn ze.
Ze staan aan mijn bed.
Ze zijn zonder emotie als ze naar me toe bewegen.
Hun vingers op de cruciale plekken van mijn lichaam.
Ik voel de druk toenemen, voor even slechts…
Quasi sospeso.
Ze zijn verdwenen.
Onafhankelijk van elkaar, in een onzichtbare virtuele associatie, als bloggers.
En ik.
Ik ben een eenzaam mens.
Ik weet niet wie ik was.
Maar ik leef.
Ter gelegenheid van 1-jarig bestaan OBA
Tekst: Prometheus
Illustratie: Pascale
54 Responses to Het onnavolgbare leven van een blogger (OBA Feuilleton 1)