Buiten kom ik de hele wereld tegen.
Kind van de elementen en de losse delen.
Daar gaan we weer.
Het is leuk hoor, zeg ik ongevraagd.
Twee toeristen aarzelen voor de ingang van het Juttersmu-ZEE-um.
Oh God, denk ik.
Daar gaan we weer.
Toch nog even de wereld redden.
En de jutters hebben het verdiend.
De toegang bovendien gratis.
Maar waar bemoei ik me mee.
En loop dus snel door.
Het is krabbetjesdag, weet ik als ik op het strand ben.
Dat wordt dus treife vanavond.
Op mijn onreine, onaanraakbare dagen.
De meeuwen zetten zich schrap.
Waar kun je in Nederland nog echte krab krijgen?
De viswinkel, denk ik.
Maar dat is me net te gortig.
After all, ik ben een vrouw alleen in de Bijstand.
Ik moet verstandig zijn.
Overal over nadenken.
En zo dwalen mijn gedachten.
Albert Heijn dus.
Ik heb zin in rivierkreeftjes.
Maar dat kwam door de meeuwen.
In het dorp word ik verleid
door een poster
die de kunstmarkt van vandaag aankondigt.
Ah leuk, even kijken.
Een mooie, dikke rossige man praat tegen niemand bij zijn stand.
Eerste keer dat ik zelf koffie meeneem, zegt hij.
Ik kijk hem aan en moet lachen.
Zo lul je dan maar wat, zeg ik dapper.
Hij blijft dooremmeren over de koffie.
Maar dat interesseert me niet.
Ik kijk naar zijn werk.
Van zilverdraad heeft hij ik weet niet hoeveel fietsjes gemaakt.
Uit één draad, zegt hij er trots bij.
Ik zie het, zeg ik.
Het zijn er eindeloos veel.
Allemaal waarheidsgetrouw, vertelt hij.
Thuis heeft hij een enorme database met plaatjes.
Maar hij weet niet meer welke hij al gemaakt heeft.
Ah, zeg ik, dat geeft niet.
Het gaat erom dat je het met zorg doet.
Wie weet wat er uitkomt.
Mijn oog valt op een boogschutter die er werkelijk uitspringt.
Die is prachtig.
Dat vertel ik hem.
Ja, daar is hij nu mee bezig.
Maar hij weet niet wat voor standaard erbij moet en hij dacht aan een kaarsje.
Kaarsje, vraag ik.
Ja het gaat ook om het silhouet, vertelt hij verder.
Ah, mooi, dat vind ik interessant.
En zo kijk ik toch weer anders naar de beeldjes
waar inderdaad bij sommige waxinelichtjes staan.
Drie vallen me direct op.
Hij heeft er drie met handen gemaakt, boven een vlammetje dus.
Gebaren zo oud als de wereld.
Mooi, zeg ik.
Ja, zegt hij, ze horen eigenlijk bij elkaar, het is horen, zien en zwijgen.
Horen, zien en zwijgen, vraag ik.
Zo houdt een vrouw haar handen als ze de kaarsen voor shabat aansteekt, zeg ik erbij.
Ja met het Jodendom heeft hij ook nog wat gedaan, vertelt hij.
Lang geleden.
Maar ja, die hebben geen beelden he, dus dat is weer over.
Hij maakte menora’s en duiven met olijftakken.
Ah zeg ik, maar er zijn wel mooie symbolen in het Jodendom hoor.
Dat weet hij, zegt hij.
Maar hoe weet ik dat.
Ik heb in Israël gewoond, vertel ik.
Hij ook.
Op de markt in Alkmaar komen de Israëliërs.
Daar kan hij dan weer zijn Hebreeuws ophalen.
Leuk, zeg ik en maak mijn excuses.
Nog even verder kijken.
Bij een andere stand kijk ik naar werk dat me irriteert.
Stijf en misschien technisch wel goed geschilderd.
Maar het zijn me te veel verhalen.
Waar ik de betekenis van moet zoeken.
Het vertelt me ook iets over hoe gedachten werken.
En de losse delen.
De oudere man, van het kunstenaarstype,
achter zijn stand spreekt me aan.
Wat vindt u ervan, vraagt hij.
Oh God, denk ik, uitkijken.
Maar mijn mond gaat toch weer sneller.
Heeft u die gemaakt, vraag ik verbaasd.
Ja, zegt hij.
Vreemd, zeg ik, ik dacht dat dit het werk van een vrouw was.
Nou, zegt hij, ik heb vijf zussen,
misschien heeft het daarmee te maken.
Waarom dacht u dat, vraagt hij.
Door de manier van denken zeg ik.
De losse delen en de elementen,
kan mij het ook schelen, ik zeg het hardop.
Dat zet hem aan het denken.
Nou, ik zit er niet mee hoor, zegt hij,
dat u dacht dat het van een vrouw was.
Ah ja, zeg ik, dat is ook niet meer dan een waarheidje,
wat ik toevallig dacht.
En loop snel verder.
Oh God, daar gaan we weer.
Maar dan wordt mijn blik toch weer verleid door een kunstenaar.
Iemand die bezig was met gras.
Prachtige technisch hele mooie graspatronen,
zonder ondergrond,
alsof het een web is.
Alweer denk ik, ah ja tuurlijk,
dat kan ook niet anders
in zo’n kustdorp word je geconfronteerd met de elementen.
Iedereen is ermee bezig.
Hij wel heel erg intensief.
Eindeloos veel schilderijen, met allemaal diezelfde strepen.
In alle kleuren van de regenboog.
En dat verveelt me.
Maar er is er één waarop blaadjes op het gras liggen.
Zonder achtergrond.
En ik vraag aan de man welk werk het meest recent is.
Gelukkig, de blaadjes, nieuwe methode.
En ik vertel het hem.
Dat het me blij maakt,
dat hij verder is gegaan.
Hij glimlacht verdrietig
en weet waarschijnlijk wat ik bedoel.
Maar bij de laatste stand zie ik ronduit bagger.
Hoe ik ook mijn best doe.
Te gemakkelijk.
Onderwerp en uitwerking.
Daar moet ik van zuchten.
Niet gemakkelijk zeker
als kunstenaar in zo’n kustdorp.
Dan moet je de toeristen behagen.
Het meisje achter de stand kijkt me aan.
En ik zie dat ze mijn teleurstelling van mijn gezicht kan lezen.
Dat is uitkijken.
Want als ze er naar vraagt dan kan ik het uitleggen.
Snel naar Albert Heijn.
Daar ben ik warrig merk ik.
Naar huis, naar huis, naar huis.
Daar is het veilig.
Jezzebel,
Tussen water en water
Foto’s: Pascale, vandaag
32 Responses to Cadeautjes van de goden