Aan de poorten van de oude stad.
Wacht ik op je.
Jeruzalem.
Waarvan ze zeggen.
Dat je dichtbij zult zijn.
God zelf
Aan de muur gespijkerd, zei je.
Als kind van God.
Wil je hangen.
Ik begrijp je wel.
Toen je opening creëerde.
Als een gentleman.
In de tuinen van Gethsemane.
Toen was ik even,
heel dichtbij.
Totdat ze in hoofdletters tegen je schreeuwden.
En jij de boel op slot gooide.
Altijd schrikken.
Leugens die als waarheid,
Door het universum vliegen.
Voordat je het weet stuiter je mee.
Een oud werk.
Dat ik je laat zien.
Mucha’s muze van de ganzenveer.
En het penseel.
Ik kan haar niet loslaten.
Zelfgemaakt.
Steentjes met de hand geverfd, gesneden en geplakt.
Een klerenwerk.
Eens, maar nooit meer.
Toch sleep ik haar hele wereld over.
Opdat al die uren,
Niet voor niets waren.
Toen ik mijn naaktheid fluisterde.
In al die sluiers.
En nog niet durfde praten.
Diepste innerlijk.
Uitgerekend aan jou toon ik dit.
Werk dat je met gemak kunt breken.
Ik zal het beamen.
Zoals ik weet wanneer het echt en oprecht is.
Maar in al haar bescheidenheid.
Is zij mij dierbaar.
Ik zet haar in.
En wacht op je.
Aan de poorten van Jeruzalem.
Op je nieuwe bijdrage.
In de wereld.
Jezzebel,
Tussen water en water
Art: Pascale, Mozaïek 20-12-98 naar ontwerp van Alfonso Mucha
21 Responses to Aan de poorten van Jeruzalem