‘Ja!’ schreeuwt hij triomfantelijk op een behoorlijk ongelegen moment.
Oh shit, ik had ook de telefoon niet moeten aannemen. Maar ik dacht dat het nog wel even kon. Ik werd meegenomen, moest plaats nemen, koffie of thee en dan zou ze hem halen, dat duurt wel even, toch, normaal? Wenteltrap op en af, en geen man in velden of wegen te zien, hij kon er niet zo maar zijn. Maar hij was er nog voordat ik kon ademhalen. En toen hing hij dus ook aan mijn oor.
‘Ja, best dat je een ander hebt! Maar dan kun je mij toch wel eens terug bellen. Je belt nooit,’ introduceert hij bedelend niet.
Ik begin te lachen, dit is zo krankzinnig. Ik heb nooit wat met hem gehad en hij met zijn grote mond, daar, doet wel stoer, maar heeft een klein hartje. Ik ken hem, ik heb met hem gewerkt, tussen de bommen en de granaten, op de momenten dat we er allebei doorheen zaten en bang waren.
En nu hangt hij weer op zo’n moment aan de telefoon. Als ik bij de boekhouder mijn ordner met alle toestanden van de laatste maanden neerleg en geen idee heb waar ik moet beginnen over dat krankzinnige leven van mij of hoe ik dat fiscaal moet zien te regelen.
‘Man, ik ben bij de boekhouder,’ zeg ik rap.
En dan begint hij te lachen. Hij snapt het al.
We bellen nog.
Thuis,
Jezzebel
Art: Rebecca Horn, Real world
13 Responses to Ja, Bang!