Het is vrijdag, net even te vroeg, als ik de stekkers er uit trek en staar in het raam.
Dan loopt hij voorbij met volle tassen. ‘Hi,’ zegt hij schuchter.
‘Shabat shalom,’ zeg ik, wilde hij zeggen, maar deed hij niet, dat zeg je niet tegen een Hollandse vrouw in haar raam.
Ik heb gehuild, ging zitten en dwaalde door mijn eigen rommel. Nog geen orde, dat is voor morgen, als ik het echt allemaal opruim, de puinhoop van gisteren, eergisteren en een tijdje terug.
Gelukkig zijn de vriendinnen, gelukkig dat je weg bent, dat je terug bent, weg bij ditendatblad, je bent er weer.
Ja fijn, maar ik zit met de gebakken peren, geen kugel voor mij, terug naar af. Ik heb geen baan, armzalig bestaan en heel wat ruis in mijn hoofd.
Toen klikte er links en rechts wat, zoals ik het aanraakte, de cadeautjes die ik voor mezelf achterliet, druppels troost, her en der.
Best fijn dat de woorden zijn gebleven.
Dan kom je jezelf als een ander tegen, geestig vind ik de toestanden, de sores, de tranen en de drama’s, na een tijdje, van een afstandje.
Nu heb ik het vreselijk koud, zo op zo’n vrijdag vlak voor sjabbes en het moment van sluiers. Als sores en andere zaken niet meer aan de orde zijn.
Als het is afgelopen, de week.
En de koningin haar entree maakt.
Mijn God, wat een leven is dit.
Later zal ik er naar terugkijken, alles dat bestaat.
Dan kan ik er misschien om lachen.
Thuis,
Jezzebel
Art: Maggie Taylor, Poets House
6 Responses to Op een rijtje