Hier kniel ik
Ik schraap mijn keel en roep de rebetzin. Ze glimlacht me bemoedigend toe. Ik recht mijn rug en strek mijn handen naar haar uit.
Nauwkeurig bekijkt ze iedere vinger, iedere nagel. Ik houd mijn adem in.
Oh God, ik zal toch wel schoon zijn. Dan laat ze me mijn hoofd een beetje schuin houden en controleert eerst mijn linker en dan mijn rechter oor. Niet alleen in mijn oor kijkt ze, ook achter de schelp. Een plekje dat nogal eens vergeten wordt, zegt ze lachend. En als ook mijn teennagels nauwkeurig gecheckt zijn moet ik haar volgen.
Het mikwe zelf is een groot bassin gevuld met water. Het mag niet meer, wel minder, maar beslist niet meer, dan voor twee delen uit leidingwater bestaan. Het moet voor minstens vijf delen natuurlijk water bevatten. Dat kan van alles zijn, legt ze uit. Regenwater, maar ook bronwater of zelfs zeewater.
De zee is dus eigenlijk een groot, natuurlijk mikwe.
"Oi, als ik dat geweten had," giechel ik zenuwachtig.
Ze glimlacht flauwtjes en gaat onverstoorbaar verder. Ik moet zo, meteen als alle gebeden gezegd zijn, zorgen dat het water mijn hele lichaam kan bereiken.
Dus niet verkrampt in elkaar gedoken het water in.
Armen en benen moet ik spreiden en ik moet er op letten dat ook mijn vingers los van elkaar zijn. Het water moet overal komen.
Ze raadt me aan om zelfs mijn lippen een beetje te openen.
Ik kijk haar in paniek aan. Oh God. Hoe moet dit.
Ik krijg het warm in die bedompte ruimte die naar natte grot ruikt. Dit gedeelte van het mikwe is net een dampend hol. Onbetegelde stenen muren en het is er vochtig en klam. Mijn ogen dwalen naar mijn moeder en mijn aller beste vriendin die aan de zijkant van het bassin ademloos toekijken.
Het water schittert een beetje groenig.
Heb ik een handdoek bij me, vraagt de rebetzin. Ze houdt nonchalant met haar ene hand de punt vast, ze probeert waarschijnlijk mij te bedekken, maar het lijkt alsof ze slordig de was ophangt. Ze wendt haar hoofd af. In haar andere hand heeft ze de sidoer, het gebedenboek, open, ze begint.
Ik moet haar na zeggen.
Samen spreken we het gebed voor de aanstaande bruid uit. Voor een goed huwelijk. De zege voor kinderen, voor geslachtsgemeenschap en voor de reinheid van de vrouw.
Ik mag het water in.
Op de kant doet ze me voor hoe ik moet knielen.
En ik spreid mijn benen. Ik strijk mijn haar uit mijn gezicht en zorg dat het achterover, over mijn schouders hangt. Ik houd mijn armen een beetje van mijn lichaam en spreid mijn vingers. Zelfs mijn tenen strek ik.
De rebetzin prevelt nog een zegespreuk en bij amen moet ik onder. In een keer. Niets mag boven water blijven.
Amen.
Ik sluit mijn ogen en kniel.
Vijfduizend jaar traditie overspoelt me.
En ik voel me gekoesterd in de lauwe warmte van mijn stammoeders.
Drie keer ga ik voor dit ritueel door de knieën. Alle drie in een keer goed.
Mazal Tov, schreeuwt de rebetzin als ik voor de derde keer boven kom.
Ik ben de godin van mijn huis.
Jezzebel,
Amsterdam
Art: Gustav Klimt, The Maiden
19 Responses to Hier kniel ik