De woorden waarmee ze me opvoedde, ze is een hebberd, net als ik. Altijd en eeuwig opzoek naar liefde, naar meer. De laatste paar dagen heb ik haar duidelijker gezien.
Misschien heb ik beter gekeken. Ik probeer haar niet meer te voelen, maar dat is het moeilijkst. Soms, als ze doorslaat in haar zelfbeklag voel ik de paniek vanuit mijn tenen komen.
Maar ik probeer niet te reageren. Dit is niet van mij, het is van haar. Meestal is het dan snel weer over. En kunnen we het er rustig over hebben. Waar het eigenlijk om gaat.
Ik voel me milder dan vroeger, nog niet zo lang geleden. En ook niet meer verblind, zoals voor mijn vertrek, de scherpe kantjes van toen, toen ik weg was, zijn ook verdwenen. Ik zie haar beter, mijn eigen moeder.
Soms is ze ronduit onaardig en vanavond gaf ze toe, ook wel eens jaloers. Ik voelde het, maar haar kwetsende opmerking deed geen pijn, ik begreep het wel. Zij en ik, allebei, wij vechten om aandacht.
Ik probeer haar meer ruimte te geven, stap er wel uit, dat licht waar ze graag in baadt, voor mijn moeder die van opschmuck houdt.
Ik begrijp haar, beter dan vroeger. Ze is een kind dat moest overleven op de liefde, alle liefde die ze kon ontvangen. Iedereen die haar knuffelde. Ze was nog maar twee toen ze het leerde, aandacht krijgen en eisen, alles wat ze voor elkaar kon krijgen, het was van levensbelang.
Op haar vijfde was ze een pittig dametje, ze gebruikte al haar charmes. Ze houdt van krokodillentranen en de glitters die er bij horen.
Ze werd op een boerderij in een liefdevol gezin opgevangen, zeven zonen en wat dochters. En zij was het poppetje uit de stad. Met haar joekel blauwe ogen kon ze best dat nichtje uit Rotterdam zijn, zij van het bombardement, ze had geen huis meer.
Flarden heeft ze me er van verteld. Ik begrijp beter hoe ze het heeft gered, toen ze met de moffen een bord aardappelen tot misselijkmakend toe moest eten, diep in de nacht. Zij was de enige die de herdershonden in bedwang kon houden. En de Duitsers durfden zonder haar het erf niet op. Ze werd er voor wakker gemaakt.
Ze is ook werkelijk lief, mijn prachtige moeder. Oi, als ik zo oud mag worden, zoals zij. Soms is ze heel zacht, van binnen lijken we op elkaar. Zij niet anders dan ik, ook ik ben een survivor. Ze weet het, en nog steeds zet ze haar tanden er in, als het gaat om de aandacht van mijn vader, of het middelpunt, gewoon de belangstelling.
Deze avond vertelt ze dat ze een vreetbui kreeg, toen mijn vader en ik naar dat huis gingen kijken.
Ze zegt het eerlijk, zegt ze met nadruk. En nu pas, in de stilte op een ijskoud balkon, begrijp ik haar, alweer een beetje beter.
Ik weet het, ik heb het afgedwongen, mijn kont tegen de krib, maar ik ben blij met deze kans, dat we elkaar weer een beetje beter kennen.
Jezzebel,
Tussenstop
Art: Louis Soutter
20 Responses to Mijn liefje, mijn liefje, wat wil je nog meer?