Ze is een collega en noemt zich mijn vriendin. En omdat ze er verstand van heeft, heb ik haar mijn hart toevertrouwd toen het belangrijk was het te luchten.
Maar er is iets in haar handelen dat ik niet vertrouw. Ja, toen ik wankelde en zij dacht dat ik in de kreukels lag, toen was ze misschien oprecht. Inmiddels heb ik mijn evenwicht hervonden en sta behoorlijk stevig op eindeloos lange benen. Ik weet wat ik wil, met de handen op mijn heupen is er in mij, geen beweging meer te krijgen.
Daarmee is het ergste al gewonnen. Het kan mij niet schelen hoe ik het voor elkaar krijg. Ik wil naar huis.
We hebben vandaag afgesproken voor een wat zij ‘Jom Kef’ (dag van plezier) noemt. Ik heb er totaal geen zin in. Ik wil niet dat zij in mijn ziel gaat poeren.
Ik heb gezien dat ze een heel ander belang heeft dan wat goed voor mij is.
Nogal overmoedig en behoorlijk dapper besluit ik te liegen. Meestal ben ik daar te laf voor. Het is me allemaal teveel gedoe en ik heb geen zin om in een leugen – waarin ik misschien zelf nog ga geloven ook – mijn tijd en moeite te stoppen.
Eerder heb ik haar eerlijk verteld dat voor mij het eindpunt is bereikt. Ik ga terug naar huis. Daar was ze erg van geschrokken, wat moet er nou gebeuren met al dat werk dat ik heb opgezet? En wat gebeurt er met haar organisatie die er los toch deel van uitmaakt?
Ik heb het antwoord niet, het is eerlijk gezegd niet mijn probleem. En hoe ze ook haar best doet om me te verzekeren van het belang, ik geloof haar niet. Ik heb het vaker gezien, dat hebben ze eerder (met succes) geprobeerd. Deze keer niet.
Sure, ik ben emotioneel, ik stuiter, ik vlieg naar de hoogste hemel en land met een pijnlijk klap precies daar waar je niet meer verder kunt. Maar ik ben veel taaier en veel krachtiger dan zij denkt, in al mijn kwetsbaarheid.
Ze begroet me met een Judaskus die ik niet had willen geven, maar voor de ‘lieve vrede’ over me heen laat komen.
“Hoe is het met je,” vraagt ze met een vrolijke lach.
Zo goed als ik kan probeer ik terug te lachen. Het is belangrijk mijn hele lichaam er naar te voegen. Ik weet dat ze er op let.
“Oké,” zeg ik gematigd. “Ik weet het weer eens niet.”
Ze kijkt verrast, blij en tegelijkertijd quasi beschuldigend, tot haar lach werkelijk hoopvol begint te stralen. “Vertel.”
Hier begint de leugen. Ik zeg dat ik er nog eens over heb nagedacht, maar dat ik het allemaal nog niet zo zeker weet. “Misschien, als er iemand anders de leiding heeft, dat ik dan op mijn besluit terug kan komen…”
Ze kijkt geïnteresseerd. “Vertel!”
“Nou,” zeg ik, “ik weet niet precies wat goed voor me is.”
“Ja,” zegt ze, “daar heb ik ook over nagedacht. Wat ga je daar doen in Nederland en de winters zijn zoveel kouder. Wat wacht er daar op jou? Hoe kom je aan een baan? Heb je al enig idee waar je gaat wonen?”
Antwoorden heb ik niet. “Ik heb het nog nooit zo koud gehad als in de winter in Israël,” zeg ik fel.
Ze begrijpt er niets van, hoe bedoel ik dat.
Voor mij is Tel Aviv in de winter als een hoer zonder make-up, met haar tochtige huizen, ijskoude vloeren en lekkende daken. Daar word je sowieso niet vrolijk van.
Ze besteed er geen aandacht aan, ze vindt het niet belangrijk.
En ik besluit de aanval te openen. “Ik weet het echt niet. Ik weet niet wat goed voor me is. Denk je dat het goed zal zijn om te blijven,” lok ik haar.
Ze schrikt. Eerst had ze het over onze vriendschap, nu zegt ze dat ze me niet goed genoeg kent om daar een antwoord op te geven.
Ik negeer dat. “Denk je dat ik tot mijn volledig potentieel kan komen als ik doorga op deze weg? Denk je dat ik alles en iedereen kan worden dat er in me zit,” ga ik ijskoud verder.
Ze blijft ontwijken.
Ik sleep haar terug bij de les. “Denk je dat er toekomst zit in de manier waarop ik nu leef? Denk je dat dit goed voor mij is?”
Ik zie haar schuiven en draaien en ik word bedolven onder woorden die er niet toe doen.
Dan vraag ik het haar keihard: “Waarom denk je dat het goed voor mij is om te blijven in een leven waarin ik niets opbouw, onderbetaald word, nog steeds mijn rekeningen niet kan betalen en door niemand op werkelijke waarde geschat, wat is jouw belang? Ik wil weten waarom jij wilt dat ik blijf.”
Ze begint alweer over vriendschap en collega’s en nog meer van dat soort excuses.
Ik besluit uiteindelijk toch de waarheid te vertellen. “Er is hier geen toekomst voor mij. Jij weet dat net zo goed als ik. Iedere nieuwe immigrant in mijn crisis, in deze situatie, zou je al lang naar huis gestuurd hebben. Het is een leugen!” En ook vertel ik er bij dat ik haar enkel als vriendin wil en niet als collega.
Ze is erg geschrokken, ze blijft me vragen waarom ik heb gelogen. En ik zeg het eerlijk. Omdat ik haar niet vertrouw. Ik ben een tweede generatiekind, het eerste wat ik doe is kijken hoe goed iemand me kan beschermen. Ik let op alles.
Ze noemt het inconsequent. Van haar verwacht ik dat ze integer is en zelf lieg en bedrieg ik.
Ik zeg dat ze gelijk heeft, mijn enige doel is overleven.
Alweer een stapje dichterbij.
Jezzebel,
Tel Aviv
Art: Pascale, Painting
33 Responses to De Leugen