In het hart van de terpentijnboom

En David telde de mensen
Die bij hem waren
En hij stelde over hen
Aanvoerders van duizenden
En aanvoerders van honderden aan
En David stuurde het volk uit
Een derde onder de hand van Joav
Een derde onder de hand van Avishai
De zoon van Zeruja, Joavs broer
En een derde
Onder de hand van Ittai de Gittiet
En de koning zei tegen het volk:
Ik ga ook met jullie mee
Maar het volk zei:
U gaat niet mee
Want als wij vluchten
Zullen ze geen aandacht
Aan ons besteden
Zelfs als de helft van ons
Zou sterven
Zouden zij nog geen aandacht
Aan ons besteden
Want u bent nu gelijk
Aan tienduizend van ons
Daarom is het nu beter
Dat u daar voor ons bent
En ons vanuit de stad bijstaat
En de koning zei tegen hen:
Wat jullie het beste lijkt
Zal ik doen
En de koning stond bij de poort
En heel het volk trok uit
Met honderden
En met duizenden
En de koning gaf bevel
Aan Joav, Avishai en Ittai
En zei:
Behandel voor mij
De jongeling
Die Avshalom is
Voorzichtig
En heel het volk hoorde het
Toen de koning opdracht gaf
Aan alle aanvoerders
Wat Avshalom betrof
En het volk trok erop uit
Het veld in
Tegen Jisraël
En de strijd vond plaats
In de bossen van Efraïm
En het volk van Jisraël
Werd daar verslagen
Voor de ogen
Van de dienaren van David
En de slachtpartij daar
Die dag
Was zeer groot
Twintigduizend mannen
En de strijd verspreidde zich van daar
Over het gehele oppervlakte
Van het land
En het bos verslond*
Meer mensen
Dan het zwaard
Die dag verslond
En Avshalom waagde het er op
Voor de dienaren van David te komen
En Avshalom reed op zijn muildier
En het muildier kwam terecht onder
De dikke takken
Van de grote terpentijnboom
En zijn hoofd kwam vast te zitten
In de terpentijnboom
En hij werd tussen hemel en aarde geplaatst
En het muildier dat onder hem was
Ging verder
Een man zag het
En vertelde het Joav
Hij zei:
Let op
Ik zag Avshalom hangen
In een terpentijnboom
En Joav zei tegen de man
Die het hem vertelde:
Nu, als je dat gezien hebt
Waarom heb je hem dan niet
Daar ter plekke op de grond geslagen?
En dan zou het aan mij geweest zijn
Om je tien zilverstukken
En een gordel te geven
En de man zei tegen Joav:
Al zou het gewicht
Van duizend zilverstukken
Op mijn palmen rusten
Ik zou mijn hand niet uitsteken
Tegen de zoon van de koning
Want voor onze oren
Heeft de koning jou
Avishai en Ittai de opdracht gegeven:
Wees voorzichtig
Wie het ook is
Met de jongeling
Met Avshalom
Zelfs als ik ontrouw zou handelen
Tegen mezelf
Kan nu niets voor de koning
Verborgen blijven
En jij zou
Op verre afstand blijven staan
En Joav zei:
Ik zal het je niet langer verzoeken
En hij nam drie pijlen in zijn hand
En stak ze in het hart van Avshalom
Terwijl hij nog levend was
In het hart van de terpentijnboom
En er cirkelden ongeveer
Tien jonge mannen omheen
Die Joavs wapendragers waren
En zij sloegen Avshalom
En doodden hem
(eigen vertaling)

*De strijders van David werden ook door de wilde dieren in het bos verslonden


In het hart van de terpentijnboom
Bungelde Avshalom
Toen hij tussen hemel en aarde werd geplaatst
Tussen leven en dood
Volgens de Rabbijnse toelichtingen
Wilde men proberen het haar van Avshalom
Lost te snijden met het zwaard
Maar toen opende zich ‘gehinnom’ (de hel) onder hem

Gisteren was ik op stap
Met de buurman
Een lijst zoeken
Voor de Portugese haan
Die ik voor hem heb gemaakt
Een schets werkelijk
Want ooit was het de bedoeling
Om de haan in keramiek te maken
Misschien komt dat nog
Maar de buurman wil de schets in een lijst
Op stap naar Mooizooi
Met hij die rijdt
Het was verschrikkelijk
Twee mannen en ik zei de gek
Twee haantjes en een vrouw
De buurman had al gewaarschuwd:
Gelukkig is het dichtbij genoeg
Want als hij die rijdt me niet aan staat
Dan gaan we lopen
En ik dacht:
Oi vee ist mir
Lief zijn tegen hij die rijdt app ik in de ochtend
Veel te lelijk weer om terug te lopen
Hij spreekt bericht in
Zet je paraplu maar vast klaar
En ik dacht
Als het dan toch lopen wordt
Dan maar zeiknat
Zover is het niet gekomen
Maar oi, oi, oi
Vanavond is het Jom Kippoer
Als er besloten wordt
Wie er wordt opgeschreven
In het boek van leven
Na alle sores van gisteren
Ga ik proberen dichtbij mezelf te blijven
Gordijnen dicht
Geen telefoon
Geen berichten
Geen toestanden
Moge je goed worden opgeschreven
Zoet en goed nieuwjaar

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, tussen-hemel-en-aarde-story


Posted in @home, Bonje in het bejaardenhuis, kunst, literatuur, Own Art | Tagged , , | Leave a comment

Hongerig, zwak en dorstig

Choeshai zei tegen Tzadok en Aviatar de priester:
Op deze en deze manier gaf Achitofel raad
Aan Avshalom en de oudsten van Jisraël
En zo en zo heb ik als advies gegeven
En nu, stuur snel bericht
En vertel David:
Overnacht niet in de vlakten van de wildernis
Maar steek snel over
Zodat de koning niet vernietigd wordt
En al het volk dat bij hem is
En Jonathan en Achima’atz
Stonden bij Ein Rogel
En de dienstmaag ging
En ze vertelde hen
Dat ze koning David moeten informeren
Want ze mochten niet gezien worden
Terwijl ze de stad binnenkwamen
Maar een jongen zag hen wel
En vertelde het aan Avshalom
En zij gingen snel naar het huis
Van een man in Bachoeriem
En hij had een put op zijn binnenplaats
En zij lieten zich daar in zakken
En de vrouw nam en spreidde bedekking
Over de opening van de put
En ze strooide er graan over
En er was niets bekend geworden
Maar de dienaren van Avshalom
Kwamen naar de vrouw in het huis
En ze zeiden:
Waar zijn Achima’atz en Jonathan?
En de vrouw zei tegen hen:
Zij zijn de rivier overgestoken
En ze zochten
Maar konden hen niet vinden
En ze keerden terug naar Jeruzalem
En het gebeurde na hun vertrek
Dat zij uit de put kwamen
En ze gingen en vertelden koning David:
Sta op en steek vlug het water over
Want zo heeft Achitofel tegen u geadviseerd
En David stond op
En al het volk dat bij hem was
En zij staken de Jordaan over
Bij het ochtendlicht
Ontbrak er niet één van hen
Die de Jordaan niet was overgestoken
En Achitofel zag dat zijn raad
Niet werd opgevolgd
En zadelde zijn muildier
Hij stond op
En hij ging naar zijn huis
Naar zijn stad
Hij gaf opdracht aan zijn huishouden
En hij hing zichzelf op
Hij stierf
En hij werd begraven
In het graf van zijn vader
En David was naar Machanaïm gekomen
En Avshalom stak de Jordaan over
Hij en alle mannen van Jisraël met hem
Maar Amasa had Avshalom
In plaats van Joav
Over het leger aangesteld
En Amasa was de zoon van een man
Wiens naam Jitra de Jisraëliet was
Die kwam bij Abigail
De dochter van Nachash
De zus van Zerujah, Joav’s moeder
En Jisraël en Avshalom
Sloegen hun kamp op
In het land van Gilead
Toen David naar Machanaïm kwam
Brachten Shovi
De zoon van Nachash uit Rabba
Van de kinderen van Amnon
En Machir de zoon van Ammiël uit Lo Devar
En Barzillai de Gileadiet uit Rogelim
Bedden, schalen en aardewerken vaten
Tarwe, gerst, meel en geroosterd graan
Bonen, linzen en geroosterd graan
Honing en boter
Schapen en kaas van koeien
Toonden ze aan David
En aan de mensen die bij hem waren
Om van te eten
Want ze zeiden:
Het volk is door de wildernis
Hongerig, zwak en dorstig
(eigen vertaling)

Er wordt goed voor David
En zijn volk gezorgd
In de wildernis
Met de meest verrukkelijke lekkernijen

Morgenavond begint de zwaarste
Joodse dag van het jaar
Jom Kippoer
Groot Verzoendag
Als we een dag niet eten, niet drinken
En onze gedachten zwerven
Naar iedereen
Die er dit jaar niet bij is
En naar iedereen
Die er volgend jaar niet bij zal zijn
We wensen elkaar:
Moge je goed worden opgeschreven
Gmar chatima tova
Maar ik krijg deze ochtend
Van de ene buurman een kopje thee
Als ontbijt
Aan de deur
En van de andere
Terwijl hij een pak suiker leent
Een knuffel en een zoen op mijn wang
Mijn dag is goed
Maar mijn wildernis moet nog beginnen

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, moge-je-goed-worden-opgeschreven-story


Posted in @home, Bonje in het bejaardenhuis, kunst, literatuur, Own Art | Tagged , , , | Leave a comment

Als dauw op de grond

En Achitofel zei tegen Avshalom:
Laat me nu twaalfduizend mannen kiezen
En ik zal opstaan
En David vannacht achtervolgen
En ik zal hem overvallen
Terwijl hij uitgeput is
En zwakke handen heeft
En ik zal hem schrik aanjagen
En al het volk dat bij hem is
Zal vluchten
En ik zal de koning slaan
Als hij alleen is
En ik zal al het volk
Naar je terugbrengen
En als allen, de man die je zoekt
Hebben teruggebracht
Dan zullen alle mensen
Vrede hebben
En dat leek juist
In de ogen van Avshalom
En alle oudsten van Jisraël*
Maar Avshalom zei:
Roep nu ook Choeshai de Archiet
En laten we horen
Wat ook hij heeft te zeggen
En Choeshai kwam bij Avshalom
En Avshalom zei tegen hem:
Zo heeft Achitofel gesproken
Zullen we zijn voorstel uitvoeren?
Zo niet dan spreek jij
En Choeshai zei tegen Avshalom:
De raad die Achichtofel
Dit keer heeft gegeven
Is niet goed
En Choeshai vervolgde:
Je weet dat je vader en zijn mannen
Machtige mannen zijn
En ze zijn verbitterd van geest
Zoals een beer in het veld
Beroofd van welpen
En je vader is een man van oorlog
En hij zal niet bij het volk overnachten
Let op
Nu verbergt hij zich zeker
In één van de greppels
Of één van de plaatsen
En het zal gebeuren
Wanneer er onder hen
Een eerste valt
Dan zal iemand het horen
En zeggen:
Er is een slachting geweest
Onder het volk
Dat achter Avshalom staat
En zelfs als hij die het hoort dapper is
En zijn hart
Als het hart van een leeuw is
Dan zal zijn hart
Van angst en beven
Volledig smelten
Want heel Jisraël weet
Dat je vader een machtig man is
En dappere mannen zijn zij
Die bij hem zijn
Daarom raad ik aan
Dat heel Jisraël zich bij jou verzamelt
Van Dan tot aan Beër-Sheva
Zo talrijk als het zand
Dat bij de zee is
En je persoonlijk ten strijde trekt
En we zullen hem tegenkomen
Op een plaats waar hij zich bevindt
En we zullen op hem neervallen
Zoals de dauw op de grond valt
En er zal niets van hem overblijven
En van de mannen
Die bij hem zijn
Zelfs niet één
En als hij zich terugtrekt in een stad
Dan zal heel Jisraël
Touwen naar die stad brengen
En we zullen het de vallei in slepen
Totdat er niet één klein steentje
Gevonden zal worden daar
En Avshalom
En alle mannen van Jisraël zeiden:
De raad van Choeshai de Archiet
Is beter dan de raad van Achitofel
Want de Eeuwige heeft bepaald
De goede raad van Achitofel te verijdelen
Zodat de Eeuwige
Avshalom geen kwaad kan doen
(eigen vertaling)

*In het commentaar van Rashi wordt gesproken over:
De ongeciviliseerde oude mannen van Jisraël
Zeg maar, wat ze in de coronatijd ‘oud hout’ noemden
Niets waard

Choeshai, niet vergeten, een goede vriend van koning David
Probeert nu tijd te rekken voor zijn vriend
Door heel het volk te laten verzamelen
En het ziet er naar uit
Dat Avshalom en de oudsten van Jisraël
Dit een goed plan vinden
Je begrijpt ook meteen waarom Choeshai en David
Goede vrienden zijn
Choeshai spreekt bijna net zo mooi als David dat kan

Vanochtend ging ik naar beneden
Naar de koffietafel
Even kijken hoe het met mijn wietvriendin gaat
Ze wil me tijdje niet spreken
Ze gaat eerdaags naar een psycholoog
En nu zit haar hoofd te vol
Al mijn wilde plannen
Frivole ideeën
En heel veel raadgevingen
Zijn haar nu te veel
Begrijp haar wel
Ik kan soms flink doordrammen
In mijn enthousiasme
En mijn gevoel voor
Wat recht en krom is
Maar ik maak me zorgen over haar
Ze zegt wel erg vaak de laatste tijd
Als niet dit of dat
Het voor haar niet meer hoeft
Dus hebben we buiten sigaretje gerookt
Heb haar verteld over mijn
Vrolijke avonturen met de buren
Dat vond ze leuk
En ik heb gezegd dat het goed is
Alles op een laag pitje
Maar af en toe
Kom ik wel horen
Of het goed gaat

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, vriendschap-story



Posted in @home, @Work, Bonje in het bejaardenhuis, kunst, literatuur, Own Art | Tagged , , , | Leave a comment

Is dit jouw vriendelijkheid

En Avshalom
En al het volk
De mannen van Jisraël
Kwamen naar Jeruzalem
En Achitofel was bij hem
En het gebeurde toen Choeshai
De Archiet
De vriend van David
Bij Avshalom kwam
Dat Choeshai tegen Avshalom zei:
Leve de koning
Leve de koning
En Avshalom zei tegen Choeshai:
Is dit jouw vriendelijkheid
Tegenover je vriend?
Waarom ben je niet
Met je vriend meegegaan?
En Choeshai zei tegen Avshalom:
Nee, maar wie de Eeuwige
Of dit volk
En alle mannen van Jisraël
Ook hebben gekozen
Voor hem zal ik er zijn
En met hem zal ik blijven
Ten tweede
Wie zou ik moeten dienen?
Als zijn zoon niet aanwezig is?
Zoals ik gediend heb
In de aanwezigheid van je vader
Zo zal ik zijn
In jouw aanwezigheid
En Avshalom zei tegen Achitofel:
Geef raad wat we moeten doen
En Achitofel zei tegen Avshalom:
Ga naar de bijvrouwen van je vader
Die hij heeft achtergelaten
Om het huis te behouden
En heel Jisraël zal horen
Hoe je door je vader
Verafschuwd wordt
Dan zullen de handen
Van allen die bij je zijn
Versterkt worden
En ze spanden voor Avshalom
Een tent op het dak
En Avshalom ging
Naar de bijvrouwen van zijn vader
Voor de ogen van heel Jisraël
En in de raad van Achitofel
Die hij in die dagen voorzat
Was het alsof een man
Het woord van God vroeg:
Zo was heel de raad van Achitofel
Zowel voor David als voor Avshalom
(eigen vertaling)

Het klinkt alsof er rechtvaardig
Recht wordt gesproken in de raad van Achitofel
We moeten zien hoe dit gaat aflopen

Ik haal doughnuts
Voor de jongens naast me
Bij de een mag het gips eraf
Die komt natuurlijk
Met een lam vleugeltje thuis
De ander is zo blij met dit ontbijt
Dat hij weer begint over mijn gore ramen
Ik doe het niet, zeg ik nog maar eens
Twee seconde later
Staat hij met trekker en zeem
Voor de deur
Hij doet het
Mijn ramen zijn met veel geschreeuw
Al zijn vriendelijkheid
Grappen en grollen
Zo keurig gelapt
Alsof een huisvrouw uit de jaren vijftig
Haar man thuis verwacht
Wat zal mijn moeder blij zijn!

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, I-can-see-clearly-now-story

Posted in @home, Bonje in het bejaardenhuis, kunst, literatuur, Own Art | Tagged , , | Leave a comment

Tranen van mijn oog

En David was bijna
Over de top van de berg
Toen Tziva, de dienaar van Mefibosheth
Naar hem toe kwam
Met een paar gezadelde muildieren
Daarop waren tweehonderd broden
Honderd trossen rozijnen
Honderd (liter geperste vijgen) zomerfruit
En een kruik wijn
De koning zei tegen Tziva:
Waar is dit voor?
En Tziva zei:
De muildieren zijn
Voor het huishouden van de koning
Om op te rijden
Het brood en de zomervruchten
Voor de jonge mannen om te eten
En de wijn voor is voor de vermoeiden
Om te drinken in de wildernis
En de koning zei:
Maar waar is de zoon van je meester?
En Tziva zei tegen de koning:
Zie, hij woont in Jeruzalem
Want hij zei:
Vandaag zal het huis van Jisraël
Het koninkrijk van mijn vader
Aan mij teruggeven worden
En de koning zei tegen Tziva:
Let op
Alles dat van Mefibosheth is
Is van jou
En Tziva zei:
Ik werp me neer
Laat mij genade vinden
In uw ogen
Mijn heer, oh koning
En koning David
Kwam in Bachoerim
En zie, er kwam daar een man
Uit de familie van het huis van Shaul
Wiens naam Shimeï was
De zoon van Gera
Hij naderde en vervloekte
En hij gooide stenen naar David
En naar alle dienaren van koning David
Naar al het volk
En naar alle machtige mannen
Die aan zijn rechter
En linkerhand waren
En Shimeï zei in zijn vloek:
Weg wezen, ga weg
Jij man van bloed
Jij goddeloze man
De Eeuwige heeft al het bloed
Van het huis van Shaul
In wiens plaats jij hebt geregeerd
Op jou terug gebracht
En de Eeuwige heeft het koninkrijk
In de handen gegeven
Van Avshalom, je zoon
En zie je bent je eigen kwaad
Want je bent een man van bloed
En Avishai, de zoon van Tzeruiah
Zei tegen de koning:
Waarom zou deze dode hond
Mijn heer de koning vervloeken?
Laat me er heen gaan
Ik smeek je
En zijn hoofd verwijderen
En de koning zei:
Wat is er tussen mij en jullie
Zonen van Tzeruiah?
Laat hem dus vervloeken
Want de Eeuwige
Heeft zeker tegen hem gezegd:
Vervloek David
Die dan zal zeggen:
Waarom heb je dat gedaan?
En David zei tegen Avishai
En tegen al zijn dienaren:
Zie, mijn zoon
Die uit mijn lichaam voortkwam
Heeft het op mijn leven voorzien
Hoeveel meer nu dat
De Benjamiet het zou doen?
Laat hem met rust
En laat hem vervloeken
Want de Eeuwige heeft het hem opgedragen
Misschien zal de Eeuwige
De tranen van mijn oog zien
En zal de Eeuwige me goeds teruggeven
In plaats van zijn vloek
Op deze dag
En David en zijn mannen
Gingen langs de weg
En Simeï ging mee over de heuvel
Tegenover hem
Vervloekend terwijl hij ging
En hij gooide stenen naar hem
En hij gooide aarde
En de koning
En al het volk dat met hem was
Was vermoeid
En hij verfriste zich daar
(eigen vertaling)

Koning David is nog steeds in de wildernis
Als er plots ‘een gek’ hem uitscheldt en vervloekt
Maar David grijpt niet in
Hij weet dat de Eeuwige Simeï opdracht heeft gegeven
Hem te vervloeken
Want David is immers de uitgekozen koning van de Eeuwige

In het land van mijn hart
Vraagt mijn mooie denkende vriendin
Na de raketbarrage van Iran
Na de schuilkelders
Na het Joodse nieuwe jaar
Na het aansteken van de kaarsen
De dagen vóór Jom Kippoer
Dag des oordeels
Als er wordt bepaald
Wie er wordt opgeschreven in het boek van Leven
En wie er volgend jaar niet bij zal zijn
Een jaar na de verschrikkelijke aanslag van Hamas
Is God in this place?
Yesh Elohiem bemakom hazeh?

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, moge-je-goed-worden-opgeschreven-story



Posted in kunst, Land van mijn Hart, literatuur, Mooie Denkende Vriendin, Own Art | Tagged , , , | Leave a comment

Genade in de ogen van de Eeuwige

En zie, Tzadok kwam ook
En alle Levieten met hem
Ze droegen de ark
Van het Verbond met God
En ze zette de ark van God neer
En Aviathar ging naar boven
Totdat alle mensen
De stad hadden verlaten
En de koning zei tegen Tzadok
Draag de ark van God terug
Naar de stad
Als ik genade vind
In de ogen van de Eeuwige
Dan zal Hij me terugbrengen
En Hij zal me Zijn woning
Laten zien
Maar als Hij zegt:
Ik wil je niet
Let op, hier ben ik
Laat Hem met mij doen
Wat goed lijkt in Zijn ogen
En de koning zei tegen Tzadok, de priester:
Zie je niet?
Keer terug naar de stad in vrede
En Achima’atz, je zoon
En Jonathan, de zoon van Aviathar
Allebei jullie zonen
Zullen met je zijn
Zie, ik zal in de vlakten van woestijn verblijven
Totdat er bericht van jou komt
En Tzadok en Aviathar
Brachten de ark van God
Terug naar Jeruzalem
En zij verbleven daar
En David ging omhoog
Via de opgang van de Olijfberg
Huilend terwijl hij omhoog ging
En hij had zijn hoofd bedekt
En hij ging op blote voeten
En van al het volk dat bij hem was
Bedekte iedere man zijn hoofd
Huilend terwijl ze naar boven gingen
En iemand vertelde David:
Achitofel is onder de samenzweerders
Met Avshalom
En David zei:
Maak een dwaas van hen
Zo smeek ik U
De raad van Achitofel, oh Eeuwige
En David kwam bij de top
Waar hij zich voor God zou neerwerpen
En zie, Choeshai de Arkiet
Kwam naar hem toe
Mijn zijn gewaad gescheurd
En aarde op zijn hoofd
En David zei tegen hem:
Als je verder met me meegaat
Zul je een last voor me zijn
Maar als je terugkeert naar de stad
En je tegen Avshalom zegt:
Ik, oh koning, zal uw dienaar zijn
Net als ik voorheen de dienaar van uw vader was
Ben ik nu uw dienaar
Dan zul je de raad van Achitofel
Kunnen verijdelen
En heb je daar niet Tzadok bij je
En Aviathar de priester?
En het zal zo zijn
Dat alles wat je hoort in het huis van de koning
Je aan Tzadok en Aviathar de priesters
Zult vertellen
En zie, zij hebben daar bij zich
Hun twee zonen
Achima’atz voor Tzadok
En Jonathan voor Aviathar
En via hen zul je me alles sturen
Wat je hoort
En Choeshai de Arkiet
De vriend van David
Kwam naar de stad
En Avshalom ging naar Jeruzalem
(eigen vertaling)

David is op de vlucht
En probeert de raad van Achitofel te verijdelen
En daarmee de paleisrevolutie
Van zijn zoon Avshalom
Ongedaan te maken

Elke moment van de dag
Ruikt de lift
Naar een ander parfum
En ik probeer te raden
Wie het was
Die voor mij
Zo heerlijk ruikend
In deze vliegende schotel stapte

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, lift-me-up-story

Posted in @home, Bonje in het bejaardenhuis, kunst, literatuur, Own Art | Tagged , , | Leave a comment

Tien bijvrouwen bleven achter

En de boodschapper kwam bij David en zei:
De harten van de mensen van Jisraël
Staan achter Avshalom
En David zei tegen zijn dienaren
Die bij hem waren in Jeruzalem:
Sta op en laten we vluchten
Want er zal geen ontsnapping zijn voor ons
Van Avshalom
Ga snel
Anders haast hij zich
Haalt ons in
En brengt kwaad over ons
En slaat de stad
Met het scherpst van het zwaard
En de dienaren van de koning
Zeiden tegen de koning:
Wat mijn heer de koning ook zal kiezen
Zie, uw dienaren staan klaar te doen
En de koning ging voorwaarts
En heel zijn huishouding
Was recht achter hem
En de koning liet
De tien vrouwen achter
Die bijvrouwen waren
Om het huis te bewaren
En de koning ging voorwaarts
En al het volk
Was recht achter hem
En ze bleven staan
Bij het verste huis
En al zijn dienaren
Passeerden langs hem
En alle boogschutters
En alle slingeraars
En al de Gittieten
Zeshonderd mannen
Die hem volgden uit Gath
Gingen voor de koning uit
En koning zei tegen Ittai de Gittiet:
Waarom ga jij ook met ons mee?
Keer om
En blijf bij de koning
Want jij bent een vreemdeling
En als je gewend bent te zwerven
Ga naar je eigen plaats
Gisteren pas kwam je
En vandaag zou ik je
Met ons rond laten slepen
En maar zien dat ik ga
Waarnaar ik kan gaan?
Keer terug
En neem je broeders met je mee
Wees vriendelijk
En oprecht tegen hen
En Ittai antwoordde de koning
En zei:
Zo waar de Eeuwige leeft
En zo waar mijn heer de koning leeft
Waar mijn heer de koning ook zal zijn
Of dit nu levend of dood is
Daar zal uw dienaar zijn
En David zei tegen Ittai:
Ga en steek over
En Ittai de Gittiet stak over
En zo deden al zijn mannen
En alle kleintjes die bij hem waren
En heel het land huilde
Met een luide stem
En al het volk stak over
En de koning stak de beek van Kidron over
En al het volk stak over
In de richting van de wildernis
(eigen vertaling)

Wat een treurige paleisrevolutie voor David
Op de vlucht voor zijn zoon
Die hij bovendien het leven heeft gespaard
En zelfs terug laten komen naar Jeruzalem
Ondanks dat Avshalom zijn andere zoon vermoord heeft
Nu zwerft David met zijn hele hebben en houden
Op de tien bijvrouwen na
Door de wildernis

Bij de buurmannen is het feest
Als bij de een zijn arm is genezen
Nog een week of vier schat hij in
Gaat hij terug naar Suriname
Zijn geliefde Su
En gisteren hoorde hij
Dat zijn 21-jarige dochter
Met hem meegaat
Ook een pak van mijn hart
Dat ze oogje in het zeil zal houden
Ja, van hem ook, appt hij terug
Er moet iemand af en toe even kijken
Of het goed met hem gaat
De boterkoek was een succes
Bij de andere buurman
Die vanochtend
Piepklein palmboompje in bloei
Voor mijn deur zette

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, let-it-blossom-let-it-grow-story





Posted in @home, Bonje in het bejaardenhuis, kunst, literatuur, Own Art | Tagged , , | Leave a comment

Hij kuste de mannen aan de poort

En het gebeurde hierna dat Avshalom
Voor zichzelf een wagen met paarden maakte
En vijftig mannen renden voor hem uit
En Avshalom stond dan vroeg op
En stond naast de weg van de poort
En wanneer iemand een geschil had
Naar de koning ging voor rechtspraak
Dan riep Avshalom hem en zei:
Uit welke stad kom je?
En dan zei hij:
Uw dienaar komt uit
Een van de stammen van Jisrael
En Avshalom zei tegen hem:
Zie, uw woorden zijn goed en oprecht
Maar er is niemand
Van de rechters van de koning
Om je te horen
En Avshalom zei:
Oh, wie zal mij
Tot rechter in het land aanstellen?
En iedere man die een geschil
Of een zaak heeft
Zal naar mij komen
Dan zal ik hem zeker recht doen
En het gebeurde wanneer een man
Hem naderde om zich neer te buigen
Voor hem
Dat hij zijn hand uitstak
En hem vastpakte
En hem kuste
En Avshalom deed zo tegen alle Jisraëlieten
Die naar de koning kwamen voor rechtspraak
En Avshalom stal de harten
Van de mannen van Jisraël
En het gebeurde aan het eind van veertig jaar
Dat Avshalom tegen de koning zei:
Sta me toe te gaan
Ik smeek je
En laat me mijn eed inlossen
Die ik gezworen heb aan de Eeuwige
In Hebron
Want uw dienaar heeft een eed afgelegd
Tijdens mijn verblijf in Geshur in Aram
Die zei:
Als de Eeuwige me terugbrengt naar Jeruzalem
Zal ik de Eeuwige dienen
En de koning zei tegen hem:
Ga in vrede
En hij stond op
En ging naar Hebron
En Avshalom stuurde spionnen
Naar alle stammen van Jisraël
Met de boodschap:
Zodra je het geluid van de sjofar hoort
Dan zul je zeggen:
Avshalom is koning in Hebron
En tweehonderd mannen
Die waren uitgenodigd gingen met Avshalom mee
En ze gingen in hun onschuld
En ze wisten van niets
En Avshalom stuurde bericht
Naar Achitofel, de Giloniet
Davids raadsman
Uit zijn stad, uit Giloh
Terwijl hij offers bracht
En de samenzwering was sterk
En het volk bij Avshalom
Nam gestaag toe

Oei, dit gaat natuurlijk mis
Wat een rare man is die Avshalom
Maar hij heeft blijkbaar al die jaren het plan gehad
Om David van de troon te stoten
En in elk geval zijn eigen koninkrijk te bewerkstelligen in Hebron

In de koelkast staat een boterkoek op te stijven
Voordat hij gebakken wordt
Om het beetje goed te maken met de buurman
Die ik bijna heb omgelegd
Toen ik baklava kwam brengen
En vergeten was dat hij notenallergie heeft

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, met-boter-en-suiker-story

Posted in @home, @Work, kunst, Liefde gaat door de maag, literatuur, Own Art | Tagged , , | Leave a comment

Laat mijn gezicht hem niet zien

En de koning zei tegen Joav:
Zie nu
Dit heb je gedaan
Ga nu de jongeman
Avshalom terugbrengen
En Joav viel met zijn gezicht
Op de grond
Hij boog zich neer
Hij zegende de koning
En Joav zei:
Vandaag weet uw dienaar
Dat ik genade heb gevonden
In uw ogen, mijn heer, Oh koning
Omdat de koning
Het verzoek van uw dienaar
Heeft ingewilligd
En Joav stond op
En ging naar Geshur
En hij bracht Avshalom
Naar Jeruzalem
En de koning zei:
Laat hem terugkeren naar zijn huis
Maar laat mijn gezicht hem niet zien
En Avshalom keerde terug naar zijn huis
Maar het gezicht van de koning
Zag hij niet
Nu was er in heel Jisraël
Geen man zo mooi
Als Avshalom
Om toch zo veel lof  
Voor schoonheid te krijgen
Van zijn voetzool
Tot de kruin op zijn hoofd
Er was geen gebrek aan hem
En wanneer hij zijn hoofd schoor
En dat was elk jaar
Aan het einde van het jaar
Dat hij het schoor
Want het haar lag zwaar op hem
Dan schoor hij het
Hij woog het haar van zijn hoofd
Op tweehonderd shekel
Naar het gewicht van de koning
En er werden Avshalom
Drie zonen geboren
En één dochter
Wier naam Tamar was
En ze was een hele mooie vrouw
En Avshalom verbleef twee volle jaren
In Jeruzalem
Maar het gezicht van de koning
Zag hij niet
En Avshalom verzocht Joav te komen
Om hem naar de koning te sturen
Maar hij wilde niet naar hem komen
En hij stuurde opnieuw bericht
Een tweede keer
Maar hij wilde niet komen
En hij zei tegen zijn dienaren:
Zie, Joavs veld is dichtbij dat van mij
Hij heeft daar gerst staan
Ga en steek het in brand
En de dienaren van Avshalom
Staken het veld in brand
Toen stond Joav op
En hij ging naar Avshalom
Naar zijn huis
En hij zei tegen hem:
Waarom hebben jouw dienaren
Mijn veld in brand gestoken?
En Avshalom zei tegen Joav:
Let op, ik heb je verzocht te komen
Met het bericht:
Kom hierheen
Zodat ik je naar de koning kon sturen
Om te zeggen:
Waarom ben ik gekomen
Uit Geshur?
Het zou beter voor me zijn
Als ik daar nog was
En nu wil ik het gezicht van de koning zien
En als er ongerechtigheid is in mij
Laat hem me doden
En Joav ging naar de koning
En hij vertelde het hem
En hij liet Avshalom roepen
En hij kwam bij de koning
En wierp zich neer
Met zijn gezicht op de grond
Voor de koning
En de koning kuste Avshalom
(eigen vertaling)

Nou, mooi dat David en Avshalom zich hebben verzoend
Maar wat is er met Tamar, de zus van Avshalom gebeurd?
Dat jonge meisje, een maagd nog, verkracht door hun broer Amnon
Nadat Avshalom haar liefdevol in huis haalt
Wraak neemt op zijn broer
Hoor je niets meer over haar
Behalve dat Avshalom zijn dochter naar haar vernoemt
Kan zij nog uitgehuwelijkt worden?
Is ze nu gedoemd om voor altijd te schuilen in het huis van Avshalom?
In de geschriften wordt niet veel meer over haar gezegd
Behalve dat ze een teruggetrokken leven leidde
Voor altijd versjteerd dus

Ik kom een appeltje
Geschild en in partjes
Met honing brengen
Bij de buurmannen
Om ze zoet nieuwjaar te wensen
Al vieren ze mijn feestdagen niet
Mijn hart vindt het fijn
Dat ze proeven
Hoe zoet het kan zijn
De ene buurman zet kopje thee voor mij
De andere ligt in bed
En steeds als ik hem zo zie
Krijg ik verlangen
Dat ik met alles dat ik heb
Probeer te bedwingen
Om in de holte van zijn buik
Op het matras te zitten
Lekker gezellig
Knus en dichtbij
Maar ik weet dat het verboden is
Eva’s appel
Gaat over zoveel meer

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, shana-tova-moge-je-goed-worden-opgeschreven-story

Posted in @home, Bonje in het bejaardenhuis, kunst, literatuur | Tagged , , , | Leave a comment

Als gemorst water

En de vrouw zei:
Mag uw dienstmaagd een woord spreken
Met mijn heer de koning?
En hij zei:
Spreek
En de vrouw zei:
Waarom heeft u zoiets bedacht
Tegen het volk van God?
Want door dit woord
Per ongeluk uit te spreken
Heeft de koning zich schuldig gemaakt
Omdat de koning zijn eigen verbannen zoon
Niet terughaalt
Want sterven moeten we
En we zijn als water dat is gemorst op de grond
Dat niet meer verzameld kan worden
En God geeft aan geen ziel de voorkeur
Maar Hij bedenkt manieren
Zodat hij die verbannen is
Niet van Hem verstoten wordt
Nu ben ik gekomen
Om dit tot mijn heer de koning te zeggen
Want het volk heeft me bang gemaakt
En uw dienstmaagd zei:
Ik zal nu tot de koning spreken
Misschien zal de koning
De wens van zijn dienstmaagd uitvoeren
Want de koning zal luisteren
Om zijn dienstmaagd te verlossen
Uit de hand van de man
Die mij en mijn zoon samen
Uit de erfenis van God zou vernietigen
En uw dienstmaagd zei:
Laat, zo bid ik
Het woord van mijn heer de koning
Een troost zijn
Want zoals een engel van God
Zo is mijn heer de koning
Hij kan goed en kwaad onderscheiden
En moge de Eeuwige, je God
Met je zijn
En de koning antwoordde
En zei tegen de vrouw:
Ik smeek je niets voor mij achter te houden
Wat ik je zal vragen
En de vrouw zei:
Laat mijn heer de koning
Alsjeblieft spreken
En de koning zei:
Is de hand van Joav met je
In dit alles?
En de vrouw antwoordde en zei:
Zo waar uw ziel leeft
Mijn heer de koning
Niemand kan naar rechts
Of naar links afbuigen
Van alles wat mijn heer de koning
Heeft gesproken
Want uw dienaar Joav
Heeft mij opgedragen
En hij legde
In de mond van uw dienstmaagd
Al deze woorden
Om dit naar voren te brengen
Heeft uw dienaar Joav dit gedaan
En mijn heer is wijs
Zoals de wijsheid van een engel van God
Om alles te weten
Wat er op aarde is
(eigen vertaling)

Joavs list wordt hier gelukkig wel geopenbaard
Aan koning David
Het gaat niet om de twee zonen van de vrouw
Van wie de ene de andere vermoordde
En het volk nu ook de andere ter dood wil brengen
Het gaat om de twee zonen van David zelf
En wat gaat hij doen?

Het is de vooravond van Rosh Hashana
Gisteren brachten mijn vrienden
Hun avond in de schuilkelder door
Tweehonderd raketten van Iran
Afgevuurd op Israël, Tel Aviv, Jeruzalem
De moed zakt je in de schoenen
Ik had me er op verheugd
Iedereen die me lief is
Een zoet nieuwjaar te wensen
Moge het volgend jaar beter zijn
Maar ik weet
Dit is het einde niet
Ik verwacht nog harde klappen
En mijn hart huilt

Jezzebel,
Tussen water en water

Art: Pascale, moge-het-volgende-jaar-beter-zijn-story




Posted in @home, Land van mijn Hart, literatuur, Own Art | Tagged , , | Leave a comment